BK3 Hoofdstuk 3: De bank en jouw geld

Hoofdstuk 3: De bank en jouw geld
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: De bank en jouw geld

Slide 1 - Tekstslide

Noem de drie functies van geld.

Slide 2 - Open vraag

Lex rekent in een winkel contactloos € 20 af. Wat is hiervan het gevolg voor
zijn hoeveelheid chartaal geld & giraal geld?
A
De hoeveelheid chartaal geld van Lex stijgt.
B
De hoeveelheid giraal geld van Lex stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld van Lex daalt.
D
De hoeveelheid giraal geld van Lex daalt.

Slide 3 - Quizvraag

Elektronisch betalen kan alleen met je pinpas bij een betaalautomaat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag


Geld op je spaarrekening is giraal geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag


Bij het gebruik van een creditcard betaal je rente over het voorgeschoten bedrag als je het over langere tijd terugbetaalt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag


Rente op spaargeld is hoger dan de rente die je betaalt over geleend geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag


Een variabele rente op een spaarrekening kan veranderen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag


Als de spaarrente lager is dan de inflatie, dan wordt je spaargeld meer waard.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag


Als je je spaargeld binnenkort nodig hebt, kun je het beste een spaardeposito nemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je de afgeloste bedragen opnieuw mag lenen tot een afgesproken kredietlimiet?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet dat je afsluit voor de aankoop van een huis?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je net zoveel rood mag staan als je verdiend op je betaalrekening ?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet

Slide 13 - Quizvraag

Een directe ruil is een ruil d.m.v. geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Waarom het onverstandig is om een lening af te sluiten voor een vakantie?

Slide 15 - Open vraag