Modalverben dürfen, können und mögen

Lesdoelen
Je kent de hulpwerkwoorden dürfen, können en mögen.
Je kunt ze ook correct in zinnen toepassen.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Je kent de hulpwerkwoorden dürfen, können en mögen.
Je kunt ze ook correct in zinnen toepassen.

Slide 1 - Tekstslide

Modalverben / hulpwerkwoorden
dürfen = mogen
können = können
mögen = houden van

Slide 2 - Tekstslide

Weet je het nog?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vertaal je
dürfen ?

Slide 4 - Woordweb

dürfen = mogen
ich darf                     ik mag
du darfst                  jij mag
er/sie/es darf         hij/zij/het mag

wir dürfen                wij mogen
ihr dürft                     jullie mogen
sie/Sie dürfen        zij mogen / u mag

Slide 5 - Tekstslide

Ich ................... den Film nicht sehen.
A
dürfen
B
darf

Slide 6 - Quizvraag

Du .................... meine Laptop benutzen, wenn du möchtest.
A
darfst
B
dürfst

Slide 7 - Quizvraag

Er ................. ein neues Computerspiel kaufen.
A
dürft
B
darf

Slide 8 - Quizvraag

Ohne QR- Code ................ wir nicht ins Stadion.
A
darf
B
dürft
C
dürfen

Slide 9 - Quizvraag

............... ihr ein Handy in der Klasse benutzen?
A
Darf
B
Dürfen
C
Dürft

Slide 10 - Quizvraag

Sie ................... hier Ihre Auto nicht parken.
A
darf
B
dürfen
C
dürft

Slide 11 - Quizvraag

..................... ihr mit 13 Jahren Alkohol trinken?

Slide 12 - Open vraag

Wir .................. hier nicht schwimmen.

Slide 13 - Open vraag


Slide 14 - Open vraag

Hoe vertaal je
können ?

Slide 15 - Woordweb

können = kunnen
ich kann                    ik kan
du kannst                 jij kan
er/sie/es kann        hij/zij/het kan

wir können               wij kunnen
ihr könnt                    jullie kunnen
sie/Sie können       zij kunnen / u kunt

Slide 16 - Tekstslide

Wir .................... uns im Wochenende treffen.
A
können
B
kann

Slide 17 - Quizvraag

Ich ............. Deutsch schreiben.
A
können
B
kann

Slide 18 - Quizvraag

..................... du morgen vorbei kommen?
A
Können
B
Kannst

Slide 19 - Quizvraag

Meine Schwester ............. Computerspiele programmieren.
A
kann
B
könnt

Slide 20 - Quizvraag

Meine Eltern ................... beide Auto fahren.
A
könnt
B
können

Slide 21 - Quizvraag

Ich .............. Gitarre spielen.

Slide 22 - Open vraag

................. ihr Französisch verstehen?

Slide 23 - Open vraag

Wir ...................... Deutsch schreiben.

Slide 24 - Open vraag

Du ..................... Morgenabend um 20:00 Uhr auch kommen.

Slide 25 - Open vraag

Hoe vertaal je
mögen ?

Slide 26 - Woordweb

mögen = houden van
ich mag                    ik hou van
du magst                  jij houdt van
er/sie/es mag         hij/zij houden van, het houdt van

wir mögen                wij houden van
ihr mögt                     jullie houden van 
sie/Sie mögen        zij houden van/u houdt van

Slide 27 - Tekstslide

ich ..................

Slide 28 - Open vraag

Ich .............. meine Freundin.
A
mögen
B
mag

Slide 29 - Quizvraag

................... du Schokolade?
A
Mögst
B
Magst

Slide 30 - Quizvraag

Er .............. es, Fußball zu spielen.
A
mögt
B
mag

Slide 31 - Quizvraag

Wir ................ diese Musik sehr.
A
mögen
B
mögt
C
mag

Slide 32 - Quizvraag

................. ihr noch einen Kaffee?
A
Mögen
B
Mag
C
Mögt

Slide 33 - Quizvraag

Sie ................... doch bestimmt diesen Film, oder?
A
mögt
B
mögen
C
mag

Slide 34 - Quizvraag

Ich ........... klettern nicht.

Slide 35 - Open vraag

................ du Federball spielen?

Slide 36 - Open vraag

Sie ............. dunkle Schokolade.

Slide 37 - Open vraag

Wir ................. diese Geschichte nicht.

Slide 38 - Open vraag

Welche Cola ................ ihr?
PepsiCo oder Coca-Cola?

Slide 39 - Open vraag

Gibt es noch Fragen?

Slide 40 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kent de hulpwerkwoorden dürfen, können en mögen.
Je kunt ze ook correct in zinnen toepassen.

Slide 41 - Tekstslide