H5 Herhaling

H5 - Burgers en stoommachines
19e eeuw
1800-1900
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 - Burgers en stoommachines
19e eeuw
1800-1900

Slide 1 - Tekstslide

5.1 Industrie en samenleving
1. Je weet wat in de 19e eeuw veranderde in het leven van mensen

2. Je weet hoe en waardoor de productie toenam

3. Je weet wat er vanaf 1870 veranderde in de industrie

4. Je weet wat er veranderde in de samenleving


Onderwerp
De industriële revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen

Slide 2 - Tekstslide

1. Grote veranderingen
De periode vanaf 1800 wordt de moderne tijd genoemd -> leven verandert drastisch

Veranderingen
- Van landbouw naar fabrieken
- Handarbeid wordt vervangen door machines
- Reizen per trein of stoomschip ipv met paard of te voet
-  Verlichting op straat
- Nieuwe producten, zoals lucifers, blikvoedsel en telefoons


Slide 3 - Tekstslide

2. Meer productie
De industriële revolutie zorgt voor een toename van de productie en het start in GB

De belangrijkste uitvinding was de stoommachine, uitgevonden door Thomas Newcomen, en daardoor kon steenkool als energiebron gebruikt worden. James Watt ontwikkelde vanaf 1765 betere stoommachines

Het spinnenwiel wordt vervangen door spin- en weefmachines, aangedreven door stoommachines

Vanaf 1830 versnelde de industrialisatie door de stoomtrein en het stoomschip

GB wordt 'de werkplaats van de wereld' genoemd en vanuit hier wordt textiel, machines en andere industrieproducten naar de rest van de wereld geëxporteerd

Vanaf 1850 begint de Industriële Revolutie ook in andere landen, zoals NL en Japan. Vooral de bourgeoisie gingen ondernemen.

Slide 4 - Tekstslide

3. Verandering industrie
Vanaf 1870 gaan de veranderingen sneller


Kunstmest, aardolie, plastic, voedingsmiddel

Ontwikkeling van de gloeilamp, uitgevonden door Thomas Edison

Eerst waren er individuele uitvindingen en daarna, later komt dit bij bedrijven terecht


Slide 5 - Tekstslide

4. Industriële samenleving
Industriële samenleving: meer dan de helft van de bevolking in steden woonde en de meeste mensen werkten in de industrie- en dienstensector

Grote bevolkingsgroei en steden breiden uit door grote voedselproductie

Handelskapitalisme wordt industrieel kapitalisme

Relatie tussen werknemer en werkgever wordt onpersoonlijker en lonen werknemers zijn laag


Slide 6 - Tekstslide

De sociale kwestie
1. Je weet hoe de leef- en werkomstandigheden van arbeiders meer aandacht kregen
2. Je kunt beschrijven wat veranderde door sociale wetten
3. Je weet hoe arbeiders hun leef- en werkomstandigheden verbeterden
4. Je weet hoe de gezondheid van mensen werd verbeterd

Slide 7 - Tekstslide

1. Leven en werken in armoede
Sociale kwestie: het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders

- Kinderarbeid
- Mensen worden rijker, maar er zijn ook veel arbeiderswijken
- Grote gezinnen wonen in kleine, vochtige huizen
- Uitbuiten (misbruik maken) van arbeiders: 12 tot 16 uur per dag werken voor weinig geld, zonder een dag vrij

Slide 8 - Tekstslide

2. Sociale wetten
De kerk gaf altijd al hulp aan arme mensen, maar nu moest de overheid ook wat doen.
-> Sociale wetten: wet voor steun aan mensen die minder goed voor zichzelf kunnen zorgen

Het 'Kinderwetje van Van Houten' verbied kinderen jonger dan 12 jaar te werken in fabrieken. Ingevoerd door het recht van initiatief

Leerplichtwet (1901): kinderen moesten naar school en konden hierdoor echt niet meer werken

Arbeiders die invalide werden op hun werk, hebben recht op een uitkering en vrouwen en jongeren onder de 16 mogen geen nachtwerk meer doen

Slide 9 - Tekstslide

3. Arbeiders in actie
Arbeiders komen ook voor zichzelf op en richten vakbonden op:
- organiseren stakingen
- In gesprek met werkgevers
- Verkorten van de werkdagen

Socialisten willen meer gelijkheid en minder verschil tussen rijk en arm. Ideeën zijn gebaseerd op Karl Marx en er zou een revolutie moeten komen om het proletariaat meer productiemiddelen te geven

Vanaf 1900 werd het beter voor de arbeiders

Ook werden er politieke partijen opgericht (zoals SDAP)

Slide 10 - Tekstslide

4. Gezondheid
Tot 1850: helft van de kinderen sterft jonger dan 5 jaar. Ziektes kregen veel kans door de leefomstandigheden

- Er werd riolering en waterleidingen aangelegd
- Medische kennis nam sterk toe (bacteriën)
- Bacteriën kunnen gedood worden door verhitting en voedsel blijft langer houdbaar
- Ontwikkeling medicijnen
-> Medische revolutie


Slide 11 - Tekstslide

5.2 - Democratie in NL
Leerdoelen
1. Je weet hoe Nederland vanaf 1815 werd bestuurd
2. Je weet welke invloed de liberalen hadden
3. Je weet wat veranderde door de grondwet van 1848
4. Je weet hoe het kiesrecht werd uitgebreid

Onderwerpen
Het ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed
De politiek-maatschappelijke stromingen

Slide 12 - Tekstslide

1. Het bestuur van Nederland
Na de Franse overheersing komt Willem I aan de macht. NL en België werden samen het Koninkrijk der Nederlanden

1e en 2e kamer = Staten-Generaal

Koning werd staatshoofd en regeringsleider en hij koos zelf de ministers, besliste over het leger, buitenlandse politiek en koloniën

Dus: burgers hadden nog steeds weinig macht


Slide 13 - Tekstslide

2. Liberale invloed
Willem I en Willem II regeerden zonder overleg. De Belgen waren hier niet blij mee en worden onafhankelijk in 1830. Hun leiders waren de liberalen
 

Liberalen: streven naar vrijheid, ontwikkelde burgers die meer rechten wilden, vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, burgers moeten meer invloed krijgen in de politiek

1848 zijn er opstanden in Europa door misoogsten -> liberalen profiteerden hiervan en vorsten gaven macht aan liberalen om erger te voorkomen

Slide 14 - Tekstslide

3. Grondwet van 1848
- Godsdienstvrijheid
- Persvrijheid
- Vrijheid van vergadering
- NL krijgt een parlementair stelsel: het parlement (1e +2e kamer) heeft de hoogste macht. Het parlement controleert de regering
- Koning is alleen staatshoofd en onschendbaar
- Minister-president wordt regeringsleider
- Tweede Kamer wordt gekozen door burgers en Eerste Kamer door Provinciale Staten

Slide 15 - Tekstslide

4. Uitbreiding kiesrecht
Willem III volgt Willem II op en NL wordt democratischer
 

Liberalen: alleen mannen met ontwikkeling en bezit kunnen stemmen (11%)

1896: helft van de mannen mag stemmen
1917: algemeen mannenkiesrecht
1919: algemeen vrouwenkiesrecht
-> Parlement wordt dus met algemeen kiesrecht gekozen

Slide 16 - Tekstslide

Politiek en samenleving
Leerdoelen
1. Je weet hoe en waardoor de positie van vrouwen veranderde
2. Je weet welke denkrichtingen zich keerden tegen de invloed van de verlichting
3. Je hoe confessionelen opkwamen voor hun belangen

Onderwerpen
De industriële revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen
De politiek-maatschappelijke stromingen (denkrichtingen)

Slide 17 - Tekstslide

1. De positie van vrouwen
Vrouwen werden achtergesteld

Politiek was een mannenzaak en gehuwde vrouwen hadden minder rechten (zo mochten ze geen rechtszaak beginnen)

Vrouwen uit de bourgeoisie moesten thuis blijven en meisjes konden na de basisschool alleen naar meisjesscholen. Daar leerden ze alles over het huwelijk

Vanaf 1870 komt hier verzet tegen: feministen eisen emancipatie

Een succes: de middelbare school, vrouwen mochten werken (niet alle banen) en er werden minder kinderen geboren door anticonceptie

Slide 18 - Tekstslide

1. De positie van vrouwen
Vanaf 1890 zetten de feministen zich vooral in voor het vrouwenkiesrecht

Tegenstanders gebruikten vooroordelen (meningen die niet op feiten zijn gebaseerd)

Vanaf 1919 mochten vrouwen gaan stemmen

Aletta Jacobs is de eerste Nederlandse vrouw die arts werd

Slide 19 - Tekstslide

2. Tegen de invloed van de Verlichting  
Conservatisme: tegen de liberalen en socialisten
-> willen behoud van bestaande toestanden en verzetten zich tegen meer vrijheid, gelijkheid en democratie

Traditionele gezagsdragers, zoals de kerk, de koning en adel

Vanaf 1870: confessionalisme
-> willen invloed van christelijk geloof en verwerpen ideeën van de Verlichting

NL: protestants (antirevolutionair) en katholiek confessionalisme
Abraham Kuyper is de leider van de antirevolutionairen
-> heel de maatschappij moet gehoorzamen aan Gods woord in de bijbel


Slide 20 - Tekstslide

3. Confessionelen in actie
Bijzondere scholen: vrijheid van onderwijs en gelovigen willen scholen stichten, betaald door de overheid. Liberalen waren tegen
->schoolstrijd
-> wordt goedgekeurd in 1917

NL had een districtenstelsel. Elk district koos zijn eigen Kamerlid.

Slide 21 - Tekstslide