02 Toets verkeersveiligheid

Waarop is verkeerseducatie met name gericht?
A
Het verbeteren van de weg en voertuig.
B
Het vergroten van kennis en het verbeteren van de mentaliteit van verkeersdeelnemers.
C
Het opvoeden en controleren van verkeersdeelnemers.
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Waarop is verkeerseducatie met name gericht?
A
Het verbeteren van de weg en voertuig.
B
Het vergroten van kennis en het verbeteren van de mentaliteit van verkeersdeelnemers.
C
Het opvoeden en controleren van verkeersdeelnemers.

Slide 1 - Quizvraag

Verkeersongevallen zijn te wijten aan drie factoren. Welke?
A
De mens, het voertuig en ander verkeer
B
De andere weggebruikers, hun voertuigen en de omgeving
C
De mens, het voertuig en de omgeving

Slide 2 - Quizvraag

Het tijdig en op juiste wijze onderkennen van de invloed die de verschillende factoren op enig moment op het
verkeer hebben of kunnen hebben, noemen we...?
A
Verkeersinzicht.
B
Risicoperceptie.
C
Sociaal verkeersgedrag.

Slide 3 - Quizvraag

Leeftijd is:
A
Een tijdelijke beperking
B
Een blijvende beperking
C
Zowel een tijdelijke als blijvende beperking

Slide 4 - Quizvraag

Persoonsgebonden factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden zijn:
A
Beperkingen, vaardigheid, wettelijke regelingen en stress.
B
Leeftijd, kennis, beperkingen, motivatie en het voertuig.
C
Gedrag, kennis, leeftijd, verkeersinzicht en motivatie.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de betekenis van de gele sticker op het doosje van medicijnen?
A
Kan het reactievermogen verminderen.
B
Verboden een voertuig te besturen.
C
Alcoholhoudende geneesmiddelen.

Slide 6 - Quizvraag

Hoe wordt het gebied genoemd dat met de ogen kan worden waargenomen?
A
Het gezichtsveld.
B
Het gezichtsvermogen.
C
Het bewuste waarnemingsgebied.

Slide 7 - Quizvraag

Het vooruit zien, vooruit denken en het instellen op een mogelijke handeling is een vorm van:
A
Anticiperen
B
Defensief verkeersgedrag.
C
Progressief verkeersgedrag.

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn tijdelijke beperkingen?
A
Kennis, ziekte, gezichtsvermogen en reuk.
B
Alcoholgebruik, stress, rijervaring en humeur.
C
Tastzin, gehoor, medicijngebruik en leeftijd.

Slide 9 - Quizvraag

Om water en vuil van het wegdek af te voeren wordt gebruik gemaakt van:
A
Wegverkanting
B
Afschot
C
Spoorvorming.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Per standaardglas alcoholhoudende drank moet gerekend worden op een afbraaktijd van één tot anderhalf uur.
B
Per standaardglas alcoholhoudende drank moet gerekend worden op een afbraaktijd van een half uur.
C
Per standaardglas alcoholhoudende drank moet gerekend worden op een afbraaktijd van één uur.

Slide 11 - Quizvraag

Het gebruik van 6 tot 7 glazen alcohol kan leiden tot:
A
Tunnelzicht
B
Ademstilstand.
C
Polderblindheid.

Slide 12 - Quizvraag

Een blackspot is...?
A
Een gevaarlijke verkeerssituatie.
B
Een plaats met een hogere ongevalsconcentratie ten opzichte van vergelijkbare plaatsen.
C
Verminderd gezichtsvermogen door de uitwerking van een teveel aan alcohol.

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de risicoleeftijden in het verkeer, als we de verkeersdeelname meetellen?
A
16 tot 25 jaar.
B
18 tot 25 jaar en 65 plus.
C
16 tot 25 jaar en 65 plus.

Slide 14 - Quizvraag

Waardoor wordt de grootte van de middelpuntvliedende kracht bepaald?
A
Massa, snelheid en bochtstraal.
B
Massa, snelheid en vertraging.
C
Massa, snelheid en zwaartepunt.

Slide 15 - Quizvraag

Een bestuurder van een personenauto komt in het wegverloop eerst een bocht naar rechts tegen en vlak daarna een bocht naar links. Als
de bocht naar rechts van positieve wegverkanting is voorzien, welk type wegverkanting zal dan de navolgende bocht naar links hebben?
A
Positieve wegverkanting.
B
Afschot.
C
Negatieve wegverkanting.

Slide 16 - Quizvraag