3M 6.5 Aanpassingen bij dieren NOG NIET KLAAR

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht - Zelfstandig stil

Maak de opdrachten voorkennis 
'Wat weet je al over ecologie?', op je chromebook. 





Boek blz. 68
  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Je jas hang je over je stoel
  4. Pak je chromebook, boek, schrift + pen

timer
8:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begintaak

Schrijf in je schrift of boek 3 biotische factoren en 3 abiotische factoren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(a)biotische factoren
(a)biotische factoren zijn van invloed op organismen

biotisch leeft, a-biotisch niet!




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Start thema 6 Ecologie
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 6.1 --> Eten en gegeten worden

  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Ecologie

  • 6.1 Eten en gegeten worden les 1
  • 6.2 Piramiden
  • 6.3 Koolstofkringloop en stikstofkringloop
  • 6.4 Biologisch evenwicht
  • 6.5 Aanpassing bij dieren
  • 6.6 Aanpassing bij planten

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen en hoe bij verbranding de energie weer vrijkomt.
  • Je kunt voedselrelaties tussen organismen beschrijven

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Lezen 6.1
Maken opdracht 1, 2, 5, 7

Lezen 6.1 
Maken opdracht 3, 6,




Slide 8 - Tekstslide

Klaar: puzzel laten maken

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hfst 3 Planten en dieren
3.1 Organismen in hun omgeving les 2
3.2 Planten
3.3 Energierijke stoffen
3.4 Voedselrelaties
3.5 Kringlopen


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is hier een biotische factor?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem verschillende abiotische en biotische factoren?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Abiotische en biotische factoren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

biotisch
abiotisch
factoren

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan een koude of hete omgeving.
  • Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel.
  • Je kunt uitleggen hoe de snavels zijn aangepast aan hun voedsel en hoe de poten zijn aangepast aan hun leefwijze. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 6.5
Ik kan na deze les uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.



Ik kan daarbij aanpassingen bij landdieren, waterdieren, steltlopers, roofvogels, zangvogels en watervogels benoemen. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Welkom - startklaar: lessonup.app en inloggen

  • Korte herhaling plantenrijk
  • Uitleg 1.1 les 2
  • Opdracht flitskaartjes
  • Aan de slag/huiswerk
  • Klassikale afsluiting

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen
  • Ieder organisme past bij het ecosysteem waarin hij leeft.

  • Planten en dieren zijn daarom ook aangepast aan het ecosysteem waar ze leven.

  • Een aanpassing is een eigenschap van een organisme, waardoor hij goed kan overleven in zijn ecosysteem.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zijn dieren aangepast aan het leven in een warme of koude omgeving?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Overleg in duo's
Hoe kunnen dieren aangepast zijn aan het leven in een 
warme of koude omgeving?
timer
2:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen van dieren aan kou en hitte:
  • Warmbloeding (vogels en zoogdieren)
  • Wintervacht of dikke vacht
  • Dikke vetlaag (zeehonden, walvissen)
  • Grote/kleine oren
  • Lange/korte poten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Isolatie bij warmbloedige dieren
Vogels kunnen hun veren opzetten. Tussen de veren zit een laag stilstaande lucht, dit houdt de warmte vast.

Zoogdieren krijgen in de winter een wintervacht.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overleven in een koude omgeving
Kijk naar de afbeelding hiernaast. Wat is de belangrijkste aanpassing voor de walrus?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zijn dieren aangepast aan hun leefwijze?
  • Planteneters hebben plooikiezen

  • Met de richels in de kiezen kunnen ze plantenmateriaal goed fijnmalen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zijn dieren aangepast aan hun leefwijze?
  • Vleeseters hebben knipkiezen.

  • Vleeseters hebben ook grote hoektanden om hun prooi te doden.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten snavels

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten poten

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten poten

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zijn vogels aangepast aan hun leefwijze?
  • Vorm van de snavel 
  • Poten van vogels

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterdieren
Hoe gestroomlijnder, hoe minder weerstand.
Voor waterdieren is een gestroomlijnd lichaam belangrijk om zich goed te kunnen voortbewegen
 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gestroomlijnd EN SCHUTKLEUR
Deze roofdieren hebben een donkere rug en een lichtere buik.



  • Als ze onder hun prooi zwemmen,                                                                                 vallen ze niet op, want de zee onder hen is ook donker. 
  • Als de boven hun prooi zwemmen, heeft de witte buik ongeveer dezelfde kleur als het zonlicht boven het water. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landzoogdieren
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond waarop ze leven:
  • Zoolgangers: zachte ondergrond
  • Teengangers: katachtigen
  • Hoefgangers: harde ondergrond

  • Op  een zachte ondergrond zakken hoefgangers en teengangers weg.
  • Als zoolganger zak je niet weg op een zachte ondergrond, maar je ben niet zo snel als een hoefganger of een teenganger. 




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poten van landzoogdieren

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen landzoogdieren aan temperatuur 

          
                                       
Koude omgeving      (gematigde omgeving)      Warme omgeving
kleine oren en poten                                                  grote oren en poten
Door kleinere oren en dikkere vacht = minder warmteverlies.
Door grotere oren en dunnere vacht = meer warmteverlies.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen bij vogels

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen bij vogels

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Huiswerk
Lezen: blz. 147 t/m 151
Maken: opdracht 1 t/m 11





Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je kunt beschrijven welke biotische en abiotische factoren invloed op organismen hebben. 
  • Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan een koude of hete omgeving.
  • Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel.
  • Je kunt uitleggen hoe de snavels zijn aangepast aan hun voedsel en hoe de poten zijn aangepast aan hun leefwijze. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies