WEBB H28

Welkom
5 havo BEDRIJFSECONOMIE||  2022-2023
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
5 havo BEDRIJFSECONOMIE||  2022-2023

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld 
Taxi020 betaalt de verzekeringspremie van € 4.800 op 1 januari per jaar vooruit.


Vooruit betaalde bedragen neemt maandelijks af met € 400. Dit bedrag wordt maandelijks in de winst-en-verliesrekening als kosten geboekt. 

 

Slide 3 - Tekstslide

Vanderveen
Vanderveen moet elk jaar op 1 januari de verzekering voor het hele jaar betalen. De verzekering kost € 120 per maand.
 

  • Welk bedrag staat er op de W&V van januari?
  • Welk bedrag staat er op de liquiditeitsbegroting van januari?
  • Welk bedrag staat er op de balans van 1 april? Hoe zou je dit noemen?

Slide 4 - Tekstslide

Vanderveen
  • Welk bedrag staat er op de W&V van januari? Verzekeringskosten € 120
  • Welk bedrag staat er op de liquiditeitsbegroting van januari? Verzekeringskosten € 1.440
  • Welk bedrag staat er op de balans van 1 april? Hoe zou je dit noemen? 
    Vooruitbetaalde bedragen € 1.080


Slide 5 - Tekstslide

Transitorische posten: opbrengsten


  • Nog te ontvangen = anticipatiepost
    Je hebt de opbrengsten al verwerkt in de winst-en-verliesrekening voorafgaand aan de ontvangst van de gelden
  • Vooruit ontvangen bedragen = uitstelpost, je hebt geld al ontvangen en  verwerking in de winst-en-verliesrekening wordt uitgesteld tot periode waarin opbrengst hoort te vallen. 


Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Maak de balans op voor Piet 
timer
8:00

Slide 7 - Tekstslide

Maak de balans op 
Van Snackbar ‘Friet van Piet’ weten we het volgende op 1 november:
 

  • Piet heeft de winkelruimte gekocht voor € 200.000
  • Piet heeft op dit moment voor € 780 inkoopwaarde aan bevroren patat, frisdrank, frituurvet en snacks in de winkel liggen.
  • Piet heeft een bestelauto met een waarde van € 12.000
  • De tafels, stoelen, koelingen en friteuses met een waarde van € 8.500
  • De jongen achter de toonbank werkt 12 uur per week voor € 8,- per uur.
  • Op de bedrijfsrekening bij ING staat € 3.250
  • In de kassa zit op dit moment € 130
  • Piet heeft een 3% hypothecaire lening bij de Rabobank voor de winkelruimte van € 180.000
  • Piet heeft een Rekening Courant bij de Rabobank  waar momenteel -€ 800 (credit) op staat.
  • De rest heeft Piet uit eigen middelen betaald.

timer
8:00

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken

Slide 9 - Tekstslide

Balans

Slide 10 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op
Op 2 november koopt Piet per bank voor € 600 kroketten en frikadellen.


Slide 11 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op
Op 2 november koopt Piet per bank voor € 600 kroketten en frikadellen.


Slide 12 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op
Op 4 november besluit Piet de stoelen te vervangen. De oude stoelen stonden nog voor € 400 in de boeken en verkoopt Piet voor € 200 contant aan zijn buurman. 

De nieuwe stoelen twv. € 1200 worden door Ikea pas volgende week geleverd maar zijn via ideal al betaald.


Slide 13 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op

Slide 14 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op
Op 5 november verkoopt Piet aan  MacBike Tours 100 Kroketten op rekening. De inkoopprijs van de kroketten is € 8 per doos van 20 stuks. Piet wil natuurlijk winst maken dus heeft de kroketten voor € 2 per stuk verkocht.



Slide 15 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op

Slide 16 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op
Op 6 november betaalt Piet de energierekening voor de maand november van € 120 per bankrekening. Ook lost hij € 100 op het rekening-courant krediet bij de Rabobank af per ING bank.

Slide 17 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op

Slide 18 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op
De inventaris van Piet wordt op 7 november afgeschreven met 8% van de boekwaarde.
Diezelfde dag worden de nieuwe stoelen door IKEA geleverd

Slide 19 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op

Slide 20 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op
Piet wil een skivakantie boeken in februari. Hij vindt dat hij dat wel heeft verdiend. Als eigenaar doet hij daarom een privé-opname uit het bedrijf van € 2.000 om de vakantie mee te boeken op 8 november. De ING-bank heeft een kredietplafond van € 800 maximaal.

Slide 21 - Tekstslide

Maak de mutatiebalans op

Slide 22 - Tekstslide

Stel de eindbalans op
Op 10 november krijgt Piet een overnamebod van € 120.000.
Om te beoordelen wat hij hier van vindt stelt hij de balans van dat moment op.

Raad je Piet aan om te verkopen voor dit bedrag?

 

timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Nakijken

Slide 24 - Tekstslide

Opgave 28.4 t/m 28.9 
timer
25:00

Slide 25 - Tekstslide

Winst-en-verliesrekening 
Wat nemen we op in de winst-en-verliesrekening? 
Waarom stellen we een winst-en-verliesrekening op? 

Slide 26 - Tekstslide

Waarom?
  • Kosten en opbrengsten veranderen het eigen vermogen, maar zijn geen bezittingen.

  • Kosten verkleinen het vermogen, opbrengsten vergroten het vermogen 

  • Op de balans kunnen we niet zien waardoor het Eigen vermogen toeneemt of afneemt, omdat kosten en opbrengsten niet op de balans staan. 


Daarom stellen we de Winst en Verliesrekening op (=resultatenrekening).


Slide 27 - Tekstslide

Winst-en-verliesrekening 

Slide 28 - Tekstslide

Wev/ resultatenrekening

Slide 29 - Tekstslide

Voorraad- vs. stroomgrootheden

  • Bezit en vermogen (balans) noemen we voorraadgrootheden 
  • Opbrengsten en kosten (resultatenrekening) noemen we stroomgrootheden


Slide 30 - Tekstslide

Liquide? 

Slide 31 - Tekstslide

Liquiditeitsbegroting 
Is een schatting van de te verwachten ontvangsten en uitgaven over een bepaalde periode


Liquiditeiten = kas + bank


Hiermee kun je betalen (afname liquiditeit) en ontvangsten innen (toename liquiditeit)

Slide 32 - Tekstslide

Waarom?
  • Als de inkomsten > uitgaven, dan is er geen probleem
  • Als de uitgaven < inkomsten over een langere periode dan kunnen er liquiditeitsproblemen optreden
  • Als er te weinig liquide middelen zijn om aan betalingsverplichtingen te voldoen, wordt de onderneming illiquide > risico faillissement



Slide 33 - Tekstslide

Begroting = schatting 
Begroting is nog geen realiteit
, verwachtingen hoeven niet uit te komen, er kunnen tegenvallers zijn. 


Zo kunnen transportkosten hoger uitvallen (de uitgave neemt dan ook toe) of er kan korting door leveranciers gegeven worden (de uitgave wordt dan minder dan verwacht)


Slide 34 - Tekstslide

Liquiditeitsbegroting 
Ontvangsten                                                         
Uitgaven                                                                  -
Saldo stijging/ daling liquide middelen

Saldo kas + bank begin van periode 
Saldo stijging/ daling liquide middelen             +/-
Saldo kas + bank einde van begrote periode

Slide 35 - Tekstslide

Voorbeeld
Bags BV heeft in januari: 
  • € 24.000 ontvangen
  • € 26.000 aan opbrengst 
  • € 20.000 uitgegeven
  • € 21.000 aan kosten


Op 1 januari stond er €2.000 op de bank en € 400 zat in de kas. 

Op 1 februari zit er €300 in de kas. Hoeveel staat er op de bank? 


Slide 36 - Tekstslide

Bags BV
Ontvangsten                                                         24.000   
Uitgaven                                                                  20.000   -
Saldo stijging/ daling liquide middelen      4.000  + (toename) 

Saldo kas + bank begin van periode                    2.400
Saldo stijging/ daling liquide middelen             4.000   +/-
Saldo kas + bank einde van begrote periode  6.400

Slide 37 - Tekstslide

Interne verslaggeving 
  1. Balans: bezittingen en vermogen 
  2. Winst-en-verliesrekening: kosten en opbrengsten 
  3. Liquiditeitsbegroting: betalingen en ontvangsten 

Slide 38 - Tekstslide

Interne verslaggeving 

Slide 39 - Tekstslide

Staan afschrijvingskosten op de liquiditeitsbegroting?

A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quizvraag

Piet moet de verzekering elke maand € 60 betalen. Piet houdt niet van automatische afschrijvingen, dus betaalt het totale bedrag van €720 in één keer op 1 januari

Is het logisch om dit hele bedrag op de winst-en-verliesrekening van januari te zetten?
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quizvraag

Transitorische posten: opbrengsten

Wanneer het moment van het maken van kosten en het moment van betaling niet gelijk vallen maken we gebruik van transitorische posten 

Slide 42 - Tekstslide

Energierekening € 280 betaald

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 43 - Quizvraag

Inkoop nieuwe voorraad voor € 300

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 44 - Quizvraag

Afschrijving computers € 140

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 45 - Quizvraag

Inkoopwaarde van de omzet deze maand: € 500


A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 46 - Quizvraag

Matchingprincipe
Kosten worden verwerkt op de winst-en-verliesrekening op basis van een direct verband met de opbrengsten.

Dit kennen we al ... 
- Inkoopwaarde omzet als kosten bij verkoop 
- Afschrijvingen verdelen over jaren waarin van vast actief gebruik gemaakt wordt


Slide 47 - Tekstslide

Nieuwe inventaris van € 400 aangeschaft

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 48 - Quizvraag

Maak opgave 28.1 t/m 28.9

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Video