§1.1 Koning & Parlement

H1: Staatsinrichting van NL 1848 - nu
§1.1 koning en parlement   
A: oorzaken van de nieuwe grondwet
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H1: Staatsinrichting van NL 1848 - nu
§1.1 koning en parlement   
A: oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programma les 1 & 2
  1. Dit examenjaar: boeken & schoolexamens                             (5 min) 
  2. Introductie H1. Wie er de baas in NL?                                    (10 min)
  3. Aantekening                                                                            (10 min)
  4. De Cornell-methode                                                                (5 min) 
  5. Aan de slag met 1.1 A Oorzaken voor een nieuwe grondwet (20 min) 
Leswissel 
  6. Bespreken 1.1 A Oorzaken voor een nieuwe grondwet         (15 min)
  7. Introductie 1.1 B De grondwet van 1848                                (15 min) 
  8. Aan de slag B de Grondwet van 1848                                    (20 min)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel A:
Ik kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel B:
  • Ik kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
  • Ik kan twee nieuwe rechten noemen die het parlement kreeg en drie grondrechten die het volk kreeg vanaf 1848
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel C:
Ik kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
regering
parlement
 
parlementair stelsel
districtenstelsel

Slide 7 - Tekstslide

  • Meer dan 200 jaar was NL een republiek: land zonder koning.
  • 1813: NL werd (met België en Luxemburg) een monarchie onder koning Willem I.
    --> Koninkrijk der Nederlanden.  


§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

1815: eerste grondwet (ook wel een constitutie) 
Dit is een document waarin het volgende staat vastgelegd: 
  • Regels over het bestuur van het land
  • Macht van de koning (monarch)
  • Grondrechten van alle burgers. Grondrechten zijn de basisrechten, zoals vrijheid van meningsuiting.

Nederland werd een constitutionele monarchie: macht koning vastgelegd in grondwet.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 11 - Tekstslide

In de grondwet van 1815 had koning Willem I veel macht:
  • De ministers waren dienaren van de koning. Koning en ministers vormden samen de regering.
  • Het parlement (Eerste- en Tweede Kamer) had weinig te zeggen.
  • De koning benoemde de leden van de Eerste Kamer.
  • De mensen van de Provinciale Staten kozen de leden van de Tweede Kamer.
  • Hij bepaalde waar het belastinggeld heen ging.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 12 - Tekstslide

Een gouden verwerking: Cornell-methode
 §Titel paragraaf 
 (kort het leerdoel) 
Antwoorden
Welke onderdelen moet jij uit een geschiedenistekst kennen? 














Samenvatting 
  1. De leerdoelen inclusief antwoord
  2. Historische begrippen 
  3. Historische personen 
  4. Jaartallen 
  5. Moeilijke woorden!  
  1. Antwoorden leerdoelen
  2. Betekenis van de historische begrippen
  3. Beschrijving van de historische persoons
  4. Beschrijving van de gebeurtenissen uit het jaartal.
  5. Betekenis moeilijk woord
  • Tekeningetjes aangaande het onderwerp

Slide 13 - Tekstslide

 §1.1 Koning en parlement
  A De oorzaken (1/2)



















Historische personen: 
Jaartallen: 
Moeilijke woorden: 
Samenvatting 
Leerdoelen A:
  • Ik kan twee oorzaken noemen voor de Nederlands grondwetsherziening in 1848. 
  • Lees blz. 10 en beantwoord bovenstaand leerdoel. Schrijf daarna alle begrippen op die jij tegenkomt in de tekst en geef de betekenis. Doe dit daarna ook met historische personen, jaartallen evt moeilijke woorden
  • Begrippen:
  • grondwet
  • grondrechten
  • constitutionele monarchie
  • regering
  • parlement
  1. De eerste oorzaak is: de koning had voor 1848 veel macht, hij stak veel geld in kanalen én dure oorlogen (willem I), dit leidde tot hoge schulden, Nederlanders wilden dat de grondwet werd aangepast (en daarmee de macht van de koning werd ingeperkt.)
  2. De tweede oorzaak is: het revolutiejaar 1848, overal in Europese landen braken revoluties uit tegen de koningen van de landen en werd de roep om meer inspraak door de volkeren groter. Willem II was bang en gaf snel opdracht om de grondwet te herzien.
  • grondwet: Een document waarin de grondrechten van alle burgers en de regels over het bestuur van het land staan.
  • grondrechten: Basisrechten van elke burger.
  • constitutionele monarchie: Een bestuursvorm waarbij de macht van de koning (de monarch) is vastgelegd in een grondwet (de constitutie).
  • regering: De koning en de ministers samen.
  • parlement: Een volksvertegenwoordiging; in Nederland de Eerste en Tweede Kamer samen.


Slide 14 - Tekstslide

 §1.1 Koning en parlement
  A De oorzaken (1/2)
Historische personen: 
Willem II 
Johan Rudolph Thorbecke 




Jaartallen: 
1848

Moeilijke woorden: 











Samenvatting 
  • Willem II: zoon van Willem I, (koning van NL 1840-1849) ondertekenaar van de herziende grondwet 
  • Johan Rudolph Thorbecke: Liberaal die uit opdracht van de koning de grondwet herschreef


  • 1848: Revolutiejaar & herschreven grondwet die de macht van de koning inperkten. 

Slide 15 - Tekstslide

  • Oriëntatie van hoofdstuk 1 in je leerboek 
  • §1.1: opdracht 1 t/m 14

Slide 16 - Tekstslide

§1.1 koning en parlement   
B: de grondwet van 1848
WELKOM M4 - TWEE PERSONEN PER TAFEL. DANK.

Slide 17 - Tekstslide

Programma les 1 & 2
  1. Herhaling: twee oorzaken voor een nieuwe grondwet             (5 min) 
  2. Video - Willem II en nieuwe grondwet                                    (15 min)   
  3. De Cornell-methode 1.1 B De grondwet van 1848                 (20 min) 
  4. Bespreken                                                                               (10 min) 
Leswissel 
  6. Video - 1.1 C de Luxemburgse Kwestie & koning Gorilla       (10 min)
  7. Aan de slag met 1.1 C de Luxemburgse Kwestie                   (20 min)
  8. Afsluiting examenvragen bespreken                                       (15 min)

Slide 18 - Tekstslide

HERHALING: Leerdoel A - Oorzaken grondwetswijziging 1848
In de vorige lessen hebben we spreken waarom de grondwet in 1848 werd herschreven door Johan Rudolph Thorbecke. 
- Bedenk twee redenen waarom de grondwet gewijzigd werd. 
  • Op veel plekken in Europa braken revoluties uit; Willem II was bang dat dit ook in NL zou gebeuren en liet daarom snel de grondwet aanpassen.
  • Onvrede onder Nederlanders over hoge staatschuld door toedoen van de koning, wilden dat de koning minder macht zou krijgen. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel A:
Ik kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel B:
  • Ik kan zes veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
  • Ik kan twee nieuwe rechten noemen die het parlement kreeg en drie grondrechten die het volk kreeg vanaf 1848
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel C:
Ik kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
regering
parlement
 
parlementair stelsel
districtenstelsel

Slide 22 - Tekstslide

 §1.1 Koning en parlement
 B veranderingen grondwetsherziening 1848
GRONDWET VAN 1848 
Leerdoelen B (1/2)




















Samenvatting

- Lees blz. 12 en geef antwoorden op onderstaande leerdoelen.  
- Ik kan zes veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
- Ik kan uitleggen welke twee nieuwe rechten het parlement kreeg door grondwetswijziging van 1848:
- Ik kan uitleggen welke drie nieuwe
grondrechten burgers in Nederland kregen: 

Schrijf de begrippen, personen en jaartallen op die jij tegenkomt en geef de betekenis/beschrijving. 



Zes politieke veranderingen in de grondwet van 1848 zijn: 
  1. De koning werd onschendbaar --> ministers verantwoordelijk voor wat de koning deed/ze maar bleef wel staatshoofd
  2. Ministers hebben: ministeriële verantwoordelijkheid --> ministers moeten aan het parlement uitleggen hoe en waarom ze dingen doen.
  3. Nederlands werd een parlementairstelsel 
  4. Censuskiesrecht: rijke mannen die genoeg belasting betalen mochten stemmen (11%)
  5. Districtenstelsel: elk gebied kiest een kamerlid
  6. Meer grondrechten (zie vraag 3) 










Nieuwe rechten parlement:
  1. recht van amendement (wetsvoorstellen wijzigen)
  2. recht van enquête (onderzoek instellen)





Slide 23 - Tekstslide

 §1.1 Koning en parlement
 B veranderingen grondwetsherziening 1848







Begrippen: 
Koning onschendbaar
Staatshoofd 
ministeriële verantwoordelijkheid
Parlementairstelsel
Districtenstelsel

Historische personen: 
Willem II
Johan Rudolph Thorbecke 

Jaartallen: 1848





















2 Schrijf hieronder een korte samenvatting van het schema
Samenvatting
Leerdoelen B (2/2):
Ik kan uitleggen welke drie nieuwe 
grondrechten burgers in Nederland kregen

Nieuwe grondrechten volk:
Meer grondrechten, bijv.
  1. vrijheid van onderwijs: je mag zelf kiezen wel onderwijs jouw kind volgt.
  2. recht van vereniging: je mag een vereniging oprichten
  3. recht van vergadering: je mag in groepen samen komen en vergaderen.





  • Koning onschendbaar: De koning(in) is niet zelf politiek verantwoordelijk voor wat hij of zij zegt of doet.
  • Staatshoofd: 
  • ministeriële verantwoordelijkheid:  Ministers zijn verantwoordelijk voor wat de koning zegt of doet, en voor hun eigen werk 
  • Parlementairstelsel: Een bestuursvorm waarbij het parlement de macht heeft.
  • Districtenstelsel: Een systeem waarbij elk gebied (district) een Kamerlid koos. De persoon die in een district de meeste stemmen kreeg, kwam in de Tweede Kamer.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 26 - Tekstslide

§1.1 koning en parlement   
C: de Luxemburgse kwestie
TWEE PER TAFEL. 

Slide 27 - Tekstslide

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel A:
Ik kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel B:
  • Ik kan zes veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
  • Ik kan twee nieuwe rechten noemen die het parlement kreeg en drie grondrechten die het volk kreeg vanaf 1848
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel C:
Ik kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
regering
parlement
 
parlementair stelsel
districtenstelsel

Slide 28 - Tekstslide

§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

 §1.1 Koning en parlement
 C
veranderingen grondwetsherziening 1848













Begrippen: Luxemburgse Kwestie

Historische personen: Willem III 

Jaartallen: 1867




Samenvatting
Leerdoel C:
Ik kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had door: 
- uit te leggen wat de Luxemburgse kwestie inhield. 

  • 1867: Luxemburgse Kwestie
  • Ruzie tussen parlement en regering.
  • Willem III wilde Luxemburg stiekem verkopen.
  • Parlement (volksvertegenwoordiging) boos
  • Door de ministeriële verantwoordelijkheid kon het parlement niet de koning aanpakken. Wel eisten ze het ontslag van de ministers. Uiteindelijk gebeurde dit.
  • Koning moest macht parlement accepteren.


Luxemburgse Kwestie: Ruzie tussen regering en parlement over de stiekeme verkoop van Luxemburg door Willem III 
Willem III: zoon van Willem II, was niet blij met de machtsbeperking uit 1848, werd ook wel koning Gorilla genoemd 
1867: jaar van Luxemburgse Kwestie 

Slide 31 - Tekstslide

  • 1867:  Luxemburgse Kwestie.
  • Ruzie tussen parlement en regering 
  • Willem III wilde Luxemburg stiekem verkopen.
  • Parlement boos
  • Door de ministeriële verantwoordelijkheid kon het parlement niet de koning aanpakken. Wel eisten ze het ontslag van de ministers. Uiteindelijk gebeurde dit.
  • Koning moest macht parlement accepteren.

§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie

Slide 32 - Tekstslide