Present Perfect

Welcome back 4A
     Welcome back
Grab your chromebooks!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome back 4A
     Welcome back
Grab your chromebooks!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Grammar:
- present simple
-present continuous
-present perfect
tag questions
Working:
Time to practice and study

Slide 2 - Tekstslide

Present Continuous
Formule
Gebruik
Voorbeeld
+= am/is/are + hele werkwoord + ing
- Iets gebeurd nu.
- Iets irriteert je.

The teacher is writing on the board.

She is always running late!
?= Am/is/are + onderwerp + hele werkwoord + ing?
Is the teacher writing on the board?

Is she always running late?
-= Am/is/are + not + hele werkwoord + ing.
The teacher isn't writing on the board.

She isn't always running late.

Slide 3 - Tekstslide

PRESENT SIMPLE / PRESENT CONTINUOUS
He / she / it (shit) s
My flight departs in 15 minutes.

am/are/is + ing
I am meeting my friend now.
Feiten/gewoonten/regelmaat

My flight departs in 15 minutes.

NU bezig

I am meeting my friend now.

Slide 4 - Tekstslide

Present Simple vs. Present Continuous

We always ..... English in class.
A
speak
B
are speaking
C
speaks
D
is speaking

Slide 5 - Quizvraag

Present simple vs Present continuous
Julie ________ (sleep) right now.
A
sleeps
B
sleeping
C
sleep
D
is sleeping

Slide 6 - Quizvraag

Present Perfect

Slide 7 - Tekstslide

Present = nu
Perfect = met 'have'

Iets is in het verleden gebeurd, maar nog steeds aan de gang of gebeurt weer.

Persoon + have/has + voltooid deelwoord.
Ms Gumbs has worked here since 2023

I have never been to London

The Dutch people have done this for centuries.
(The Dutch people = they)


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Irregular verbs
tijdsvorm
vaste spellingsregel
past simple (verl. tijd)
stam + -ed
I walked to school.
Irregular verbs moet je uit je hoofd kennen!

Slide 10 - Tekstslide

Irregular Verbs
Infinitive
Past Simple
Present Perfect
Bite
Bit
Bitten
Draw
Drew
Drawn
Grow
Grew
Grown
Hang
Hung
Hung
Pay
Paid
Paid
Run 
Ran
Run
Infinitive
Past Simple
Present Perfect
Shut
Shut
Shut
Sting
Stung
Stung
Swell
Swelled
Swollen
Take
Took
Taken
Wake up
Woke up
Woken up

Slide 11 - Tekstslide

Present Perfect:

Wat is de regel van de present perfect?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 12 - Quizvraag

Maak present perfect:
I -----------an apple.
A
have eaten
B
eat
C
ate

Slide 13 - Quizvraag

Question tags
                      Nederlandse question tag = toch? he ?

                  Het is koud, he?                    It is cold, isn't it?

                 Jij bent Mike, toch?             You are Mike, aren't you?

Je gebruikt een question tag (aangeplakte vraag) om iemand
te vragen of jouw bewering klopt.


Slide 14 - Tekstslide

question tags
Je hebt een hoofdzin en de question tag

They aren't happy, are they?
Suzy is angry, isn't she?
Stap 1: Je moet bepalen of de hoofdzin positief of negatief is.
Stap 2: Als de hoofdzin positief is, dan moet de question tag negatief zijn en andersom

Slide 15 - Tekstslide

Question tags
Als de zin bevestigend is, is de aangeplakte vraag ontkennend:
His friend is nice, isn't he?
These castles are really old, aren't they?
Als de zin ontkennend is, is de aangeplakte vraag bevestigend:
They can't help us, can they?
He isn't here right now, is he?

Slide 16 - Tekstslide

question tags
Als er in de zin een vorm staat van to be (am / are / is) of een hulpwerkwoord, herhaal je die vorm in de aangeplakte vraag


Staat dat er niet in? dan gebruik je de Dummy-DO
are - aren't
is - isn't
do - don't
does - doesn't
did - didn't
can - can't
  have -haven't         

John moved to Italy, didn't he?

Slide 17 - Tekstslide

Question tags.
Sue can't dance, ................ ?
A
can't she
B
can she
C
doesn't she
D
does she

Slide 18 - Quizvraag

Question tags:
Als de zin [...] is,
dan is de tag [...]
A
bevestigend, bevestigend
B
ontkennend, bevestigend
C
bevestigend, ontkennend
D
ontkennend, ontkennend

Slide 19 - Quizvraag

Question tags
She sings beautifully,____?

A
isn't it?
B
doesn't she?
C
didn't she
D
don' t she

Slide 20 - Quizvraag

Question Tags

This boy is crazy, ...?
A
is it
B
is he
C
isn't it
D
isn't he

Slide 21 - Quizvraag

Aan het werk:
Practice the grammar through google classroom or learn the vocab from the list/with studyGo
WE BEGINNEN MET 5 MINUTEN STIL WERKEN

Slide 22 - Tekstslide