1. Er is deze week wel weer veel [...] (Gebeuren)
2. In London [...] (Gebeuren) dagelijks erg veel.
3. De premier [...] (Beloven) steun aan de slachtoffers.
4. De sfeer in de stad is erg [...] (Veranderen).
5. De medewerker [...] (Verklaren) onschuldig te zijn.
6. Altijd hagelslag op mijn brood [...] (Vervelen) na een tijdje.