13/1 spelling h5 koppelteken en weglatingsteken

Tussenletter, koppelteken en weglatingsteken

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tussenletter, koppelteken en weglatingsteken

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie
  •  Werken

  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • weet je weer wanneer je een tussenletter moet gebruiken;
  • weet je waar je een koppelteken moet plaatsten;
  • weet je waar je het weglatingsstreepje te gebruiken;
  • heb je geoefend met de tussenletter, koppelteken en het weglatingsteken .

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Spelen met woordsoorten: 
Je hoort straks een liedje.
1. Doe je schrift open en pak een pen.
2. Kies drie zinnen uit het liedje waar een aanwijzend voornaamwoord in staar en schrijf die op drie zinnen op in je schrift.
3. Benoem in je schrift ook het aanwijzend voornaamwoord en waar het naar (ver)wijst.
4 Noteer het na het liedje in de dia die dan komt.
4. Iedereen doet  mee en maakt de opdracht voor zichzelf en dus niet samen!
Voorbeeld van een zin. Zo noteer je het:
Dit is een liedje en dat gaat je irriteren.
dit (liedje)
dat (liedje)

Slide 4 - Tekstslide

Spotify (Terug in de tijd)




https://open.spotify.com/track/0vrKBjEBQAVn3sdhIXmpHE
Noteer 3 zinnen waar aanwijzend voornaamwoorden in zitten.
Noteer de zin en benoem het aanwijzend voornaamwoord en waar het naar verwijst (wat wijst het aan?).

Slide 5 - Tekstslide

nNoteer 3 zinnen waar aanwijzend voornaamwoorden in zitten.
Noteer de zin en benoem het aanwijzend voornaamwoord en waar het naar verwijst (wat wijst het aan?).

Slide 6 - Open vraag

sSongtekst Terug in de tijd
Elke dag samen, de tijd die vloog
We droomden van later, maar verloor je uit het oog
We zouden veel bellen, dat deden we zelden
Maar zo gaat dat toch?
Het duurde te lang, maar we zitten hier alsnog

Ja, als ik terug kon in de tijd, dan wel met jou
Ik heb je zo lang niet gezien, hoe is het nou?
Jij bent echt niets veranderd, oh, het voelt meteen vertrouwd
Als ik terug kon in de tijd, dan wel met jou

We hebben gelachen, en waren jong
Soms dingen gedaan wat eigenlijk niet kon
Oh, de mooiste momenten, niets was te gek
We waren bang voor niets
En dit wat we hebben, is wat echte vriendschap is



Ja, als ik terug kon in de tijd, dan wel met jou
Ik heb je zo lang niet gezien, hoe is het nou?
Jij bent echt niets veranderd, oh, het voelt meteen vertrouwd
Als ik terug kon in de tijd, dan wel met jou

Als ik terug kijk op ons leven, dan ging het te snel voorbij
Ik zou de klok terug willen draaien, en teruggaan naar die tijd

Want als ik terug kon in de tijd, dan wel met jou
Ik heb je zo lang niet gezien, hoe is het nou?
Jij bent echt niets veranderd, oh, het voelt meteen vertrouwd
Als ik terug kon in de tijd, dan wel met jou
Ja, als ik terug kon in de tijd, dan wel met jou

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen:
Als het linkerdeel een zelfstandig naamwoord
is dat alleen een meervoud op -en heeft,
dan schrijf je -en (of -n) tussen de delen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Samenstelling en tussenletter

Je schrijft geen tussenletter als...
A
het eerste woord geen zn is
B
het geen meervoud heeft
C
alleen een meervoud op een -s heeft
D
het aangeeft hoe leuk of groot iets is

Slide 10 - Quizvraag

Tussenletters in samenstellingen

dwing + land
A
geen tussen-n dwingeland
B
wel een tussen-n dwingenland

Slide 11 - Quizvraag

Tussenletters in samenstellingen: klik op het goede antwoord
A
zonnenschijn en groentensoep
B
zonneschijn en groentensoep
C
zonneschijn en groentesoep
D
zonnenschijn en groentesoep

Slide 12 - Quizvraag

tTussenletters in samenstellingen

Soms moet je -n of -en tussen de twee delen plaatsen.

De basisregel is: als het eerste deel alléén een meervoud op -en heeft, schrijf dan:
meervoud van het eerste deel + het tweede deel:
eik – eiken + boom = eikenboom.
blinde – blinden + school = blindenschool.


Slide 13 - Tekstslide

tTussenletters in samenstellingen

In een samenstelling zijn twee zelfstandige woorden aan elkaar geplakt:
stoelpoot (stoel+poot), telefoonoplader (telefoon+oplader).

Als je een -s tussen de twee delen hoort, schrijf je die: 
jongensboek, stadsschouwburg.

Begint het tweede woord ook met een -s (of s-klank), vervang dat woord dan door een ander woord. 

Luister of je een -s hoort: stadsreiniging, dus ook: stadsschouwburg.

Slide 14 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen

Je schrijft géén tussen-n of -en als het eerste deel:
• geen zelfstandig naamwoord is: hogeschool, huilebalk;
• geen meervoud heeft: tarwebrood, hellevuur;
• alleen een meervoud op -s heeft: aspergesoep, douchekraan;
• een meervoud op -s en op -(e)n heeft: groenteboer, geboortecijfer;
• aangeeft hoe groot, goed, leuk enzovoort iets is. De samenstelling moet dan in zijn geheel een bijvoeglijk naamwoord zijn: reuzeleuk, apetrots;
• uniek is (er bestaat er maar één van): zonnebank, maneschijn.


Slide 15 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen:
Als het linkerdeel een zelfstandig naamwoord
is dat alleen een meervoud op -en heeft,
dan schrijf je -en (of -n) tussen de delen.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Tussenletter in samenstellingen

ontbijt + buffet
A
wel een tussen-s ontbijtsbuffet
B
geen tussen-s ontbijtbuffet

Slide 17 - Quizvraag

Trema

Wanneer gebruik je een trema?
A
Als binnen een woord klinkers botsen
B
Gewoon omdat het leuk staat.
C
als het een samenstelling is
D
als je denkt dat het moet, er is geen regel voor

Slide 18 - Quizvraag

Trema
Het trema gebruik je bij uitspraakproblemen door een klonkerbotsing in woorden die NIET samengesteld zijn: patiënt, cliënt, melodieën, geniën, egoïsme. 

Let op: je gebruikt alleen een trema als je ook daadwerkelijk problemen hebt met het op de juiste manier uitspreken van het woord. Heel veel klinkers kunnen namelijk gewoon zonder trema naast elkaar staan: geometrie, deodorant, beargumenteren, linoleum, verfraaien, ontplooiing (bij te i's naast elkaar nooit een trema)

Als je een woord aan het einde van de zin afbreekt, vervalt het trema: ego-
isme. 

Slide 19 - Tekstslide

Trema
Uitspraak
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën (na 'ee' komt automatisch een 'ë' erachter zee - zeeën)
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge
Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 20 - Tekstslide

Nieuwe lesstof
Maak aantekeningen!

Slide 21 - Tekstslide

Waarom is het lastig om deze woorden goed te lezen?
Lees de volgende woorden:
  • autoonderdeel - autoband - autoexpert
  • meeademen - meebeleefd - meeeten
  • skistok - skievenement - skijas
  • mangoijs - schepijs - chocoladeijs

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een koppelteken?
A
is een leesteken dat wordt gebruikt als scheidingsteken tussen delen van een zin
B
is een leesteken dat onderdelen van samenstellingen met elkaar verbindt.
C
is een leesteken dat wordt gebruikt om nadruk te geven aan een woord of zin
D
Geen één antwoord is juist

Slide 23 - Quizvraag

Koppelteken
Je gebruikt een koppelteken in samenstellingen tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken, de zogenaamde 'botsende klinkers'.
--> Klinkerbotsing betekent dat er twee klinkers naast elkaar staan die je als één klank kunt lezen, terwijl ze bij verschillende lettergrepen horen. 

Bijvoorbeeld: stage-uren

Slide 24 - Tekstslide

Je gebruikt het koppelteken
  • om leesfouten te vermijden bij klinkerbotsing:
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen, tosti-ijzer
- ee - aa - oo - uu - ii - ie - ei - ij - au - ou - oe - ui

  • in vaste combinaties, die anders onoverzichtelijk worden: woon-werkverkeer, 
haat-liefdeverhouding, hang-en-sluitwerk, kant-en-klaarpakket, doe-het-zelver

  • bij letters, cijfers, andere tekens, afkortingen en St of Sint– S-bocht, A4-formaat, @-teken, Sint-Maarten (maar als je een afkorting zonder hoofdletters als woord uitspreekt, komt er geen koppelteken: havodiploma, viproom, pinautomaat);

Slide 25 - Tekstslide

Je gebruikt het koppelteken
  • bij dubbele achternamen
    Ernst Jansen-Steur, Hannie Werters- van de Hoek

  • bij een functie, rang of titel
    assistent-bedrijfsleider, minister-president, adjunct-directeur

  • in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud-: 
    – leerling-verpleegster, ex-roker, oud-voorzitter;

  • tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling
    woon-werkverkeer, haat-liefdeverhouding, peper-en-zoutstel

Slide 26 - Tekstslide

Je gebruikt het koppelteken

  • in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden:
  •      – zwart-wit, hotel-restaurant.

  •  bij landen en steden met extra plaatsinformatie:
    Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

• bij niet, oud en ex:
niet-roker, oud-klasgenoot, ex-collega.

  • als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
     – on-Hollands, pro-Amerikaans;

Slide 27 - Tekstslide

wel of geen koppelteken
A
cv-ketel
B
cv ketel
C
cvketel

Slide 28 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
24-urige
B
24 urige

Slide 29 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
cameraopstelling
B
camera-opstelling
C
camera opstelling

Slide 30 - Quizvraag

Bij welk woord hoort GEEN koppelteken?
A
samenwerkings-opdracht
B
Rooms-Katholiek
C
Zuid-Holland
D
zwart-wit

Slide 31 - Quizvraag

Wat valt je op aan volgende zinnen?
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

Ik heb posters van filmhelden en filmpersonages op mijn kamer.

Slide 32 - Tekstslide

Weglatingsstreepje
Als je een deel van een woord weglaat, dan gebruik je een weglatingsstreepje voor het woord dat je weglaat. 
  • Als je het eind van het woord weglaat, komt het streepje bij het eerste woord aan het eind, bijv. in- en uitvoer.
  • Als je het begin van het woord weglaat, komt het streepje aan het begin van het tweede woord, bijv. damesjassen en -jurken.
  • Je gebruikt geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: dure (oorbellen) en goedkope oorbellen.

Slide 33 - Tekstslide


Wat is goed?
A
Rode en - witte rozen
B
Rode - en witte rozen
C
Rode en witte rozen
D
Rode rozen en witte rozen

Slide 34 - Quizvraag

Weglatingsstreepje

- Dinsdagavond en woensdagavond ga ik altijd naar de sportschool.
Dinsdag- en woensdagavond ga ik altijd naar de sportschool.

- Wissel je antwoorden uit met je buurman of buurvrouw.
Wissel je antwoorden uit met je buurman of -vrouw.

Het deel dat herhaald wordt, kun je weglaten met een weglatingsstreepje.

Slide 35 - Tekstslide

Waar denk je dat een weglatingsstreepje voor staat?

Slide 36 - Open vraag

Gebruik het weglatingsstreepje:
schooltoetsen en schoolexamens

Slide 37 - Open vraag

Waarom kun je hoofd- en bijzaken MET een weglatingsstreepje schrijven en schrijf je olijfolie en plantaardige olie ZONDER weglatingsstreepje?

Slide 38 - Open vraag

Gebruik het weglatingsstreepje.
huisverkoop en huisverhuur

Slide 39 - Open vraag

Vul indien nodig een koppelteken of weglatingsstreepje in.
Het tv programma werd goed bekeken.

Slide 40 - Open vraag

Vul indien nodig een koppelteken of weglatingsstreepje in.
Eerst werd er moeilijk meetwerk en rekenwerk uitgevoerd.

Slide 41 - Open vraag

Werk voor deze les + huiswerk: 
    Pak je VIP en noteer:
    - Online: H5, § 5.8 Spelling, opdracht 7, 8, 10 11 en 12

    Klaar = in STILTE lezen
    Wat niet af is = huiswerk

    timer
    20:00

    Slide 42 - Tekstslide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • weet je weer wanneer je een tussenletter moet gebruiken;
    • weet je waar je een koppelteken moet plaatsten;
    • weet je waar je het weglatingsstreepje te gebruiken;
    • heb je geoefend met de tussenletter, koppelteken en het weglatingsteken .

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 43 - Tekstslide

    Hoe noem je dit teken - in de volgende situatie?

    Vlieg- en strandvakanties zitten er komende zomer niet in.
    A
    koppelteken
    B
    weglatingsstreepje
    C
    liggend streepje
    D
    koppelstreepje

    Slide 44 - Quizvraag

    Schrijf op de juiste manier met weglatingsstreepje:
    Op zondagen en op feestdagen is de winkel gesloten.
    A
    zondag en -feestdagen
    B
    zondag- en feestdagen
    C
    zon- en feestdagen
    D
    zondagen en -feestdagen

    Slide 45 - Quizvraag

    Vul indien nodig een koppelteken of weglatingsstreepje in.
    Mijn neef doet mee aan fietswedstrijden en zwemwedstrijden.

    Slide 46 - Open vraag

    Vul indien nodig een koppelteken of weglatingsstreepje in.
    Voor jouw verjaardag heb ik nog geen cadeauidee.

    Slide 47 - Open vraag

    Wat is een koppelteken?
    A
    is een leesteken dat wordt gebruikt als scheidingsteken tussen delen van een zin
    B
    is een leesteken dat onderdelen van samenstellingen met elkaar verbindt.
    C
    is een leesteken dat wordt gebruikt om nadruk te geven aan een woord of zin
    D
    Geen één antwoord is juist

    Slide 48 - Quizvraag

    Wel of geen koppelteken?
    A
    politieauto
    B
    politie-auto
    C
    politie auto

    Slide 49 - Quizvraag

    wel of geen koppelteken
    A
    dvd collectie
    B
    dvd-collectie
    C
    dvdcollectie

    Slide 50 - Quizvraag

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 51 - Open vraag

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 52 - Open vraag