Unité 4, 3ème classe

Unité 4 -Grammaire II
3ème classe
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FrançaisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Unité 4 -Grammaire II
3ème classe

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Bijwoord
Wat is het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord?

Exemple:
Een beleefde jongen.            Un garçon poli.
Hij groet beleefd.               Il salue poliment.

Slide 3 - Tekstslide

Bijwoord (2)
Een bijwoord zegt iets over:
- een werkwoord          il skie bien
- een bijvoeglijk nw              un très bon skieur
- een ander bijwoord        il skie vraiment bien

NB Een bijwoord heeft maar één vorm !!!!!! Er is dus geen verschil tussen enkelv/meerv mann/vrwl

Slide 4 - Tekstslide

Vorming van het bijwoord

Een bijv.nw. eindigend op een klinker:  -ment erachter

  • voorbeeld: vrai >>>> vraiment


"Il parle vraiment deux langues!"










Slide 5 - Tekstslide

Wat is het juiste bijwoord?
absolu > ......

Slide 6 - Open vraag

Maak van "facile" een bijwoord.
A
facilitement
B
facile
C
difficile
D
facilement

Slide 7 - Quizvraag

Maak van "autre" een bijwoord.
A
autre
B
autrment
C
autrement
D
autremant

Slide 8 - Quizvraag

Vorming van het bijwoord

Een BN eindigend op een medeklinker:  Zet het BNin het vrouwelijk en dan -ment erachter

  • voorbeeld: heureux --> heureuse --> heureusement


"Heureusement, c'est le week-end!"


Slide 9 - Tekstslide

Maak van "lent" een bijwoord.
A
lentament
B
lentement
C
lente
D
lentament

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het juiste bijwoord?
jaloux > ......

Slide 11 - Open vraag

Bijzondere gevallen

bon >>>>>>> bien

meilleur >>>> mieux

mauvais >>>> mal

long >>>>>>> longtemps

rapide >>>>> vite/rapidement

gentil >>>>>> gentiment

Slide 12 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de goede plek!
goed
slecht
beter
mal
bon
mieux
meilleur
bien
mauvais

Slide 13 - Sleepvraag

Maak van "mauvais" een bijwoord.
A
mal
B
mauvaisement
C
mauvais
D
malement

Slide 14 - Quizvraag

Maak van "long" een bijwoord.
A
longue
B
longuement
C
longement
D
longtemps

Slide 15 - Quizvraag

Maak van "bon" een bijwoord.
A
bien
B
bonnement
C
bonement
D
bon

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord?
Pouvez-vous parler plus ______(lent) s.v.p.?
A
lent
B
lentment
C
lente
D
lentement

Slide 17 - Quizvraag

Welk bijwoord bestaat NIET ?
A
bien
B
sportivement
C
gentiment
D
heureuxment

Slide 18 - Quizvraag

Bien
Longtemps
Vite
Mal
Bon
Long
Rapide
Mauvais

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Video

Au travail!

Slide 21 - Tekstslide