Les 01 - Rekenen met percentages

Analyse en Statistiek
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Analyse en StatistiekMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Analyse en Statistiek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Agenda
Mededelingen
Wat weet je nog of al?
Theorie / Instructie
Oefenen
Zelfstandig werken
Herhalen
Evalueren & Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Kijk op ITS voor planning
Herkansing samen afspreken
Toets op 28-05-2019
Examen op 02-07-2019

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt een bedrag exclusief- en inclusief btw berekenen.
  • Je kunt een toename of afname berekenen als een percentage gegeven wordt.
  • Je kunt terugrekenen op basis van een percentage.
  • Je past een rekenmethode toe om met percentages te rekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat kun je berekenen met een percentage?

Slide 6 - Woordweb

Een televisie kost in de winkel EUR 525,00
A
Deze prijs is inclusief BTW
B
Deze prijs is exclusief BTW

Slide 7 - Quizvraag

In 2017 besteedde een gezin gemiddeld EUR 150,00 aan boodschappen per week. In 2018 was dat 25% minder. Wat waren de uitgaven in 2018
A
EUR 120,00 per week
B
EUR 100,00 per week
C
EUR 112,50 per week
D
EUR 187,50 per week

Slide 8 - Quizvraag

Rekenen met percentages
Een percentage is één honderdste deel. Dus 1/100 of 1/100e.
Percentages komen voor bij btw berekeningen, toenames of afnames, of als verhoudingsgetal (bijv. brutowinst).
Een percentage is geen indexgetal of andersom.
Een index is een getal in de vorm van een percentage.

Wil je nog meer over percentages weten? Kijk dan achterin deze les voor de aanvullende informatie over promillages, procentpunten, absolute en relatieve veranderingen, e.d.

Slide 9 - Tekstslide

Hulpmiddelen percentage
Het verkoopschema
Deel door het geheel
Alles in verhouding

Slide 10 - Tekstslide

Begrippen
Percentage = een aantal per 100 
B.T.W. = Belasting Toegevoegde Waarde
Verkoopprijs = prijs voor de klant exclusief btw
Consumentenprijs = prijs voor de klant inclusief btw
Omzet = verkoopprijs x afzet
Consumentenomzet = consumentenprijs x afzet
Groei en krimp = procentuele verandering t.o.v. een basisgetal

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

BTW toevoegen
Een artikel heeft een verkoopprijs van EUR 129,50.
Het BTW-tarief is 21%.
Wat wordt de consumentenprijs?

Slide 13 - Tekstslide

BTW eruit halen
De consumentenomzet van een artikel is EUR 189,35.
Wat is de omzet als wordt gerekend met een gemiddelde BTW van 7%?

Slide 14 - Tekstslide

Een winkelier verkoopt een artikel met een consumentenprijs van EUR 135,00. Voor de btw geldt het lage (9%) tarief.
A
De verkoopprijs is EUR 112,85
B
De verkoopprijs is EUR 147,15
C
De verkoopprijs is EUR 123,85
D
De verkoopprijs is EUR 111,57

Slide 15 - Quizvraag

Een winkelier bepaald de verkoopprijs van een artikel op EUR 999,99. Voor de btw geldt het hoge (21%) tarief.
A
De consumentenprijs is EUR 1.265,81
B
De consumentenprijs is EUR 1.089,99
C
De consumentenprijs is EUR 826,44
D
De consumentenprijs is EUR 1.209,99

Slide 16 - Quizvraag

De consumentenomzet van een winkel is in één maand EUR 460.100.
Er is een gemiddeld btw tarief van 7%.
A
De omzet is EUR 430.000,00
B
De omzet is EUR 427.893,00
C
De omzet is EUR 492.307,00

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Toe- en afname berekenen
In 2012 telde de bevolking in Tiel 138.000 inwoners.
De bevolking groeide in 2013 met 5%.
De bevolking kromp in 2014 met 4%.
Bereken de inwonders in 2013 en 2014.
138.000 x 1,05 = 144.900 (2013)
144.900 x 0,96 = 139.104 (2014)
138.000 x 5% = 6.900
138.000 + 6.900 = 144.900 (2013)
144.900 x 4% = 5.796
144.900 - 5.796 = 139.104 (2014)

Slide 19 - Tekstslide

Terugrekenen percentages
De bestedingen in 2014 was EUR 200,00.
Deze bestedingen waren in 2012 gedaald met 6% en in 2013 waren de bestedingen gedaald met 4%.
Bereken het bedrag aan bestedingen in 2012 en 2013.
Van 2012 naar 2013 daling van 6%.
2013 is dan dus 94% (2012 is 100%)

Van 2013 naar 2014 daling van 4%.
2014 is dan dus 96% (2013 is 100%)
2013 > 2014 daling 4% (2013 = 100% & 2014 = 96%)
EUR 200,00 : 96% x 100% = EUR 208,00 (2013)

2012 > 2013 daling 6% (2012 = 100% & 2013 = 94%)
EUR 208,00 : 94% x 100% = EUR 221,00 (2012)

Slide 20 - Tekstslide

Jan verdient EUR 2.500 bruto per maand. Hij krijgt een verhoging van 5%. Wat is zijn nieuwe bruto salaris?
A
EUR 2.631,58 per maand
B
EUR 2.625,00 per maand
C
EUR 2.505,00 per maand
D
EUR 2.619,05 per maand

Slide 21 - Quizvraag

Een mobiele telefoon koste in 2018 EUR 1.100.,00 In 2019 kost dezelfde telefoon EUR 990,00.
A
De prijs is gedaald met 11,11%
B
De prijs is gedaald met 10%

Slide 22 - Quizvraag

Een auto koste in 2015 gemiddeld EUR 21.000 In 2010 was dit 5% lager dan 2015 en in 2005 was dit 4% lager dan in 2010.
Bereken de gemiddelde autoprijs voor 2005.
Afronden op hele getallen!

Slide 23 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maken uitgedeelde opgaven.
Eerst 10 minuten zelfstandig zonder overleg.
Daarna vragen aan je buurman als je er niet uitkomt.
Lukt het samen niet, dan vraag aan mij.
TEST JEZELF!

Slide 24 - Tekstslide

Nakijken
Alles wat niet af is, is huiswerk voor de volgende les.
Uitwerkingen op ITS LEARNING.

Slide 25 - Tekstslide

Wat wil je nog weten of is onduidelijk?

Slide 26 - Open vraag

Volgende keer
Van consumentenprijs naar nettowinst
&
Break Even Omzet
&
Break Even Afzet

Slide 27 - Tekstslide

Exit Ticket

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Slide 40 - Link