Havo 4: check theorie + uitleg woordkeuze auteur

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de functie van de inleiding?
A
De aandacht trekken
B
Het onderwerp introduceren
C
De opbouw van de tekst aangeven
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste manier van citeren?
A
Maar zijn de beschuldigingen ook waar?
B
"Maar zijn de beschuldigingen ook waar?"
C
Maar zijn de beschuldigingen ook waar? (regel 15-16)
D
"Maar zijn de beschuldigingen ook waar?" (regel 15-16)

Slide 8 - Quizvraag

Tijd
Toegeving
Reden
Oorzaak-gevolg
Voorbeeld/ bewijs
Omdat
Vervolgens
Daarna
Immers
Doordat
Zodat
Hoewel
Weliswaar
Zo
Bijvoorbeeld
Daarom
Nadat

Slide 9 - Sleepvraag

Van welke drogreden is hier sprake?
Leerlingen uit het buitenland hebben moeite met het Nederlands, want ze hebben qua Nederlands een taalachterstand.
A
Cirkelredenering
B
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
Overhaaste generalisatie
D
Onjuiste vergelijking

Slide 10 - Quizvraag

Van welke drogreden is hier sprake?
Als de examenklassen studieverlof hebben, hebben wij daar ook recht op.
A
Cirkelredenering
B
Onjuiste vergelijking
C
Overhaaste generalisatie
D
Ongeloofwaardige autoriteit of bron

Slide 11 - Quizvraag

Informeren
Opiniëren/
beschouwen
Activeren
Amuseren
Overtuigen
De schrijver wil dat je iets te weten komt.
De schrijver wil je aan het denken zetten.
De schrijver wil je overhalen om iets wel of niet te doen.
De schrijver wil je vermaken.
De schrijver wil je mening beïnvloeden.

Slide 12 - Sleepvraag

Van welk argumentatieschema is hier sprake?
Het zal mij verbazen als de gymles vandaag buiten is. Er wordt namelijk veel regen voorspeld.
A
Oorzaak en gevolg
B
Vergelijking
C
Kenmerk of eigenschap
D
Voor- en nadelen

Slide 13 - Quizvraag

Van welk argumentatieschema is hier sprake?
Leerlingen zijn geïnteresseerd in literatuur. Zo lezen ze graag in hun vrije tijd en bereiden ze hun mondeling goed voor.
A
Oorzaak en gevolg
B
Vergelijking
C
Kenmerk of eigenschap
D
Voorbeelden

Slide 14 - Quizvraag

Is hier sprake van een feitelijk of een waarderend argument?
Starters zouden subsidie moeten krijgen, want het is niet eerlijk dat ze geen huis kunnen kopen.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide


A
boosheid
B
jaloezie
C
teleurstelling
D
verbazing

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide