Taalverzorging les 11: Verleden tijd zwak werkwoord

Taalverzorging les 11: Verleden tijd zwak werkwoord
Welkom 1 mavo.
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek en laptop.
Stap 3: Ga naar lessonup.app en log in met je eigen naam.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging les 11: Verleden tijd zwak werkwoord
Welkom 1 mavo.
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek en laptop.
Stap 3: Ga naar lessonup.app en log in met je eigen naam.

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Lesdoel: Ik kan de persoonsvorm verleden tijd van een zwak werkwoord correct spellen.
Hoe bereik je dit doel?
  • Oefenen: Tegenwoordige tijd en voltooid deelwoord
  • Uitleg: Verleden tijd zwak werkwoord
  • Oefenen
  • Huiswerk: Online opdracht 1, 2 en 3

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Tijdens het koken (snijden) hij zich in zijn vinger.

Slide 3 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd: Wanneer (worden) jij nou de klas uitgestuurd?

Slide 4 - Open vraag

Voltooid deelwoord:
Wat heb jij tegen hem (zeggen)?

Slide 5 - Open vraag

De dader heeft de moord op het meisje (bekennen).

Slide 6 - Open vraag

Hoe spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd ook alweer?
Stap 1: Schrijf de ik-vorm van je werkwoord op.
Stap 2: Vul in plaats van je werkwoord, het werkwoord 'smurfen' in. Hoor je de -t? Dan schrijf je de -t.

Voorbeeld:
Het huis (branden) af.
Ik-vorm = brand
Het huis smurft af. --> het huis brandt af.

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd zwak werkwoord
1. Als je persoonsvorm in de verleden tijd staat, kies je of je werkwoord sterk of zwak is.
Sterk: Heeft de kracht om van klank te veranderen: zwemmen --> zwommen
Zwak: Heeft niet de kracht van klank te veranderen: rennen --> rende.
2. Bij een sterk werkwoord verander je de klank.
3. Bij een zwak werkwoord gebruik je 't exkofschip/ 't sexy fokschaap.
A) Haal -en eraf. Dit is de stam: verhuizen --> verhuiz.
B) Zit de laatste letter in 't exkofschip? ik-vorm + te/ten
C) Zit de laatste letter nietin 't exkofschip? ik-vorm + de/den verhuisde/verhuisden
D) Controleer hoeveel personen er zijn in de zin. 

Slide 8 - Tekstslide

Sterk of zwak?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 9 - Sleepvraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Een bliksemflits (verlichten) de woonkamer direct gevolgd door een enorme donderslag.

Slide 10 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord
(vermoeden) ... jullie gisteren dat hij iets stal?

Slide 11 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Het publiek (juichen) , toen er werd gescoord.

Slide 12 - Open vraag

Ik wil extra oefenen met werkwoordspelling.
Ja
Nee

Slide 13 - Poll

Instructie
Huiswerk volgende les: Leren theorie blz. 110 en 136.
Maken online via Planning: opdracht 1 t/m 3
Lukt dat niet online, dan in je boek op blz.  136+137 opdr. 1 t/m 3.

Wil je extra oefenen? Doe dan mee.
Zo niet, ga dan met je huiswerk aan de slag. Klaar = bezig voor een ander vak.

Slide 14 - Tekstslide