wg en ng h2

Pak je leesboek en je werkboek.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en je werkboek.

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen H2.4

  • Je kent het verschil tussen en werkwoordelijk gezegde (WG) en een naamwoordelijk gezegde (NG)

  • Je kan het WG of NG in een zin benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Redekundig ontleden
2 soorten zinnen in het N

 

Slide 4 - Tekstslide

Redekundig ontleden
= Het gezegde geeft de handeling van de zin aan.           Het gezegde zegt iets over het onderwerp: wat het onderwerp doet of is (= basis van een zin)

Slide 5 - Tekstslide

Hij loopt een rondje.
Hij is ziek.

Slide 6 - Tekstslide

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 7 - Tekstslide

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 8 - Tekstslide

Het vogeltje is van de tak gevallen.
WG = is gevallen

Slide 9 - Tekstslide

De oude vrouw is lief geweest
NG = is lief geweest


Slide 10 - Tekstslide

Verschil: WG en NG

Slide 11 - Tekstslide

Het naamwoordelijk deel bestaat uit:
  • een bijvoeglijk naamwoord (ziek)
  • en/ of een zelfstandig naamwoord (timmerman, piloot, een goede spits)

  • Mijn grote broer is timmerman.
  • Mijn grote broer is erg handig. 

Slide 12 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
- werkwoordelijk deel (ww.deel) 
- naamwoordelijk deel (nw. deel) 
                                                              Thomas is een fanatiek wielrenner.
                                                              ww. deel = is
                                                              nw. deel = een fanatiek wielrenner
                                                              ng = is een fanatiek wielrenner

Slide 13 - Tekstslide

Even oefenen (1)

  • Het meisje heeft uit de suikerpot gesnoept. 
  • WWG: heeft gesnoept

    • Op een gegeven moment werd hij boos. 
    • naamwoordelijk deel: boos
    • NWG: werd boos

      Slide 14 - Tekstslide

      Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
      1 Noteer pv + ow
      2 Kww in de zin ? Nee ---> wg
                                           Ja ----->  3
      3 zegt dit ww wat iemand of iets is (of wodrt, blijft, blijkt enz)?
                                             nee----> wg
                                             ja ------> ng                      
      wat+pv+ow+overige ww------> antwoord is nw deel

      Slide 15 - Tekstslide

      Oefenen gezegde (ng of wg)

      1  De spijkerbroeken zullen goedkoper worden.
      2  Het liefst slaap ik in het weekend uit.
      3  Ik word kwaad van al dat gepest.
      4  Mijn vader is 65 jaar.



      Slide 16 - Tekstslide

      Oefenen gezegde (ng of wg)
      1  De spijkerbroeken zullen goedkoper worden.
           zullen goedkoper worden = NG
      2  Het liefst slaap ik in het weekend uit.
           slaap uit = WG
      3  Ik word kwaad van al dat gepest.
           word kwaad = NG
      4  Mijn vader is 65 jaar.      
           is 65 jaar = NG       



      Slide 17 - Tekstslide

      Slide 18 - Video

      In hoeverre heb jij het idee dat je deze leerstof hebt begrepen?
      😒🙁😐🙂😃

      Slide 19 - Poll

      Maken/huiswerk 
      Werkboek blz 92,93
      Startopdracht + 1,2,3,4
      Klaar? taaloefenen.nl  ----->      zinsdelen 

      Slide 20 - Tekstslide