Thema 12 basisstof 1 Enzymen klas 4 tl

Thema 12
Voeding en vertering
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 12
Voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht
Schrijf de antwoorden op de volgende vragen in je schrift 
  1. Wat is gezonde voeding volgens jou? Geef 2 voorbeelden.

  2. Welke organen in je lichaam zijn betrokken bij het verteren van voedsel? Noem er 3.

  3. Waarom moet je voedsel verteren? Wat denk je dat er gebeurt als je dit niet doet?

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van de les
12.1.1 Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
12.1.2 Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij voedselbederf.
12.1.3 Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd (SE).

Slide 3 - Tekstslide

Voedselbederf
Voedselbederf ontstaat wanneer schimmels en bacteriën in voedsel het voedsel gaan afbreken

Slide 4 - Tekstslide

 Schadelijke bacteriën 
- Bacteriën kunnen je ziek maken

- Bacteriën kunnen voedsel bederven




Slide 5 - Tekstslide

Nuttige bacteriën in voedsel

Slide 6 - Tekstslide

Schadelijke bacteriën
- bederven voedsel
- veroorzaken infectie
Nuttige bacteriën
- produceren voedingsmiddelen
- helpen bij afbreken dode resten
- helpen met verteren

Slide 7 - Tekstslide

Schadelijke bacteriën en schimmels
Bacteriën en schimmels kunnen voedsel bederven en ziektes veroorzaken.
Goede hygiëne is belangrijk, het verminderd de kans op infectieziekte en voedselbederf.

Slide 8 - Tekstslide

Schadelijke schimmels
- bederven voedsel
- veroorzaken infectie
Nuttige schimmels
- zijn voeding
- helpen bij afbreken dode resten
- antibiotica productie

Slide 9 - Tekstslide

Schimmels

Er zijn nuttige schimmels

- Penseelschimmel

- Voedselbereiding: Brie, champignons, alcoholische drank, brood

Er zijn schadelijke schimmels

- Zwemmerseczeem

- Voedsel bederven

Slide 10 - Tekstslide

Enzymen
Enzymen zijn stoffen die reacties laten plaatsvinden en/of versnellen

Enzymen zijn eiwitten                                                                     Specifiek

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Enzymactiviteit
De snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt = de enzymactiviteit.

Enzymactiviteit is afhankelijk van:
- temperatuur
- zuurtegraad 

Slide 15 - Tekstslide

Enzymen - optimum
  • enzymactiviteit
  • optimumkromme
  • zuurgraad (pH)
  • temperatuur

Slide 16 - Tekstslide

Werking enzymen
Enzymen maken grote voedingsstoffen klein (knippen). Elke voedingsstof heeft zijn eigen enzym.
een enzym:
  1. bindt aan de voedingsstof
  2. knipt de voedingsstof in stukken
  3. laat los en kan opnieuw een zelfde voedingsstof afbreken

Slide 17 - Tekstslide

Voedsel conserveren
Conserveren:  Het langer houdbaar maken van voedsel door
de omstandigheden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt.
Manieren om te conserveren:
  1. Invriezen
  2. Pasteuriseren
  3. Steriliseren
  4. Vacuüm verpakken
  5. Drogen
  6. Toevoegen van conserveermiddelen

Slide 18 - Tekstslide

Conserveren
Je kan conserveren door stoffen weg te halen
  • bijv. vacuüm verpakken/drogen
Je kan conserveren door stoffen toe te voegen
  • Zout
  • Suiker
  • Zuur
Toegevoegde stoffen noemen we Additieven

Slide 19 - Tekstslide

Levensvoorwaarden micro-organismen


  • Lucht (zuurstof)
  • Water
  • Warmte


Slide 20 - Tekstslide

Verse melk
  •  Pasteuriseren


  • de melk wordt verhit tot 72 graden
  • veel micro-organismen gaan dood

Slide 21 - Tekstslide

Lang houdbare melk


  • Steriliseren


  • de melk wordt een tijdje verhit op 130-140 graden
  • alle micro-organismen gaan dood


Slide 22 - Tekstslide

Wijn en bier
  • Alcohol


  • Door de alcohol worden micro-organismen gedood

Slide 23 - Tekstslide

zilveruitjes
  • Zuur


  • Te zuur voor de micro-organismen om in te leven

Slide 24 - Tekstslide

blikje ananas
  • Suiker


  • Te veel suiker voor de micro-organismen om in te leven

Slide 25 - Tekstslide

Koffie
  • Vacuum


  • Er is geen lucht, dus de micro-organismen kunnen er niet leven (ook geen water)

Slide 26 - Tekstslide

Olijven
  • Zout


  • Te zout, daar kunnen geen micro-organismen in leven

Slide 27 - Tekstslide

Cup a soup, rozijnen


  • Drogen


  • er is geen water, dus micro-organismen kunnen er niet leven

Slide 28 - Tekstslide