werkwoorden

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 7

Werkwoordspelling

Doel: je oefent met werkwoordspelling (vt en tt) door samen met je maatje een werkwoorddictee te maken voor een ander duo.

Wat hebben we nodig?

1. Papier
2. Potlood en gum
3. Stappenplan werkwoordspelling

Maar eerst:

• Tafels in Duo-opstelling

Indeling duo's

Rosa & Rosalie

Yindee & Oscar

Kasper & Guus

Jippe & Lotje

Martijn & Eline

Noud & Aimee

Wat gaan we doen?

1. Bespreken wat een werkwoord is
2. In duo's een werkwoorddictee bedenken 
3. In duo's een werkwoorddictee invullen
4. Controleren en bespreken van de antwoorden.

Wat is een
werkwoord?

Wat is een werkwoord?

 Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.

    fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen…

Er gebeurt iets.

    sneeuwen, hagelen, waaien, regenen…

 Iemand is iets.

    zijn, worden, lijken, blijven…

Werkwoorden kunnen veranderen in de zin.

    Ze geven aan in welke tijd (tegenwoordige of verleden tijd) de zin staat.

TT(tegenwoordige tijd)

-gebeurt nu, ik ben nu iets aan het doen.

-vaak staat het niet in de zin maar je kunt het er wel bij bedenken, kijk maar:

Ik zit in de klas.

Ik zit nu in de klas.

VT(verleden tijd)

- is vroeger gebeurd, je hebt het al gedaan.

voorbeeldzin:

Vroeger vond ik schilderen niet fijn.

Aan de slag!

1. Maak een dictee en een antwoordvel

Bedenk samen met je maatje zinnen voor een werkwoorddictee in de tt en vt. 

…………………… jij altijd met een duikbril op? (zwemmen, tt) 

Waarom ………………………… jij mijn mailtje niet? (lezen, vt)

Aan de slag

2. Wissel van dictee met een ander duo en maak het dictee dat jullie hebben ontvangen.

Gebruik je stappenplan!

Aan de slag

3. Controleer en bespreek samen met het andere duo de antwoorden van het dictee.

Gebruik hierbij het stappenplan!

Super gedaan allemaal!