Leerling ABeantwoord de onderstaande vragen over
het delend lidwoord:
1. Wanneer gebruik je in het Frans een delend lidwoord?
2. Hoe weet je welke vorm je moet gebruiken voor het delend lidwoord? (naar werk woord in de zin moet je kijken om dit te bepalen?)
3. Wat gebeurt er bij de werkwoorden aimer, détester, préferer en adorer? En waarom?
4. Welke vorm is juist en waarom?:
a. Je voudrais deux de pains au chocolat.
b. Je voudrais deux pains au chocolat.
Leerling BBeantwoord de onderstaande vragen over
het delend lidwoord::
1. Voor welk woord in de zin zet je een delend lidwoord?
2. Waarom is het : ''J'ai pris du jambon.'' maar ook: ''Je n'ai pas pris de jambon'.'
3. Vertaal de volgende zin en vertel waarom de grammatica op die manier wordt toegepast:
- Ik houd van vlees.
4. Welke vorm is juist en waarom?
a. J'ai pris deux kilos de poivrons.
b. J'ai pris deux kilos des poivrons.