NN6 - 2 havo/vwo - H4. Spelling. Tussenletters in samenstellingen

NN6 - Spelling H4






Tussenletters in samenstellingen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

NN6 - Spelling H4






Tussenletters in samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Na deze les kun je

samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?
Noem voorbeelden.

Slide 3 - Woordweb

Theorie (samenstelling)
Een samenstelling = twee of meer losse woorden aan elkaar geplakt:

stoel + poot = stoelpoot                       
tafel + kleed = tafelkleed
voet + bal + veld = voetbalveld

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling van de volgende samenstelling:

stad + schouwburg
A
stadsschouwburg
B
stadschouwburg

Slide 5 - Quizvraag

Theorie: tussen -s
- gebruik altijd een tussen -s als je die hoort:
jongensboek / stationsrestauratie

- begint woord 2 met een s-klank, verander dat woord dan!
bedrijf + chef --> bedrijf + kat --> bedrijfskat, dus bedrijfschef
station + straat --> station + kat --> stationskat, dus stationsstraat

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

schoonheid + slaapje
A
schoonheidsslaapje
B
schoonheidslaapje

Slide 8 - Quizvraag

handel + stad
A
handelsstad
B
handelstad

Slide 9 - Quizvraag

gezelschap + spel
A
gezelschapsspel
B
gezelschapspel

Slide 10 - Quizvraag

huis + sleutel
A
huissleutel
B
huisleutel
C
huisssleutel
D
huis-sleutel

Slide 11 - Quizvraag

Samenstellingen met tussen '(e)n'
Sleep naar de goede plek.

Tussen '(e)n'

Geen tussen '(e)n'
pan + koek
groente + soep
boek + legger
geboorte + cijfer

Slide 12 - Sleepvraag

Theorie: tussen -(e)n
Basisregel = als het eerste deel van de samenstelling
                           - een zelfstandig naamwoord is en
                           - alléén een meervoud heeft op -n of -en
                           dan schrijf  je -(e)n!!

eik + boom = eikenboom                            kat + bak = kattenbak        
blinde + school = blindenschool            krant + kop = krantenkop

Slide 13 - Tekstslide

Dus: wat is de basisregel
voor de tussen -(e)n?

Slide 14 - Open vraag

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:

1. geen ZNW is       hogeschool, platteland, huilebalk

2. geen meervoud heeft     tarwebrood, benzinegeur

3. alleen een meervoud op -s heeft    aspergesoep, douchekraan

Slide 15 - Tekstslide

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:

4. een meervoud op -s én -(e)n heeft       groenteboer, geboortecijfer
                                                (groenten & groentes; geboorten & geboortes!)

5. a. de samenstelling is in zijn geheel een BVN  + b. het eerste deel versterkt betekenis het tweede deel: reuzeleuk, apetrots, beregoed


Slide 16 - Tekstslide

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:

6. het eerste deel is enig in zijn soort   Koninginnedag, maneschijn, Onze-lieve-Vrouwekerk

7. 'versteende' uitdrukkingen: delen van de samenstellingen zijn nauwelijks meer te herkennen: bruidegom, papegaai
(zie voor lijst: versteende uitdrukkingen)

Slide 17 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

reet + goed
A
retegoed
B
retengoed

Slide 18 - Quizvraag

retegoed
want:

samenstelling is BVN
+
eerste deel versterkt betekenis tweede deel

Slide 19 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 20 - Quizvraag

pannenkoek
want:

het eerste deel is een ZNW met een meervoud op -en

(extra 'n' nodig vanwege uitstpraak;
anders staat er 'panenkoek')

Slide 21 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

zon + straal
A
zonnestraal
B
zonnenstraal

Slide 22 - Quizvraag

zonnestraal
want:

het eerste deel is enig in z'n soort

Slide 23 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

gerst + korrel
A
gerstekorrel
B
gerstenkorrel

Slide 24 - Quizvraag

gerstekorrel
want:

het eerste deel is een ZNW dat geen meervoud heeft!

(het meervoud van gerst = gerst)

Slide 25 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

hoogte + verschil
A
hoogteverschil
B
hoogtenverschil

Slide 26 - Quizvraag

hoogteverschil
want:

het eerste deel is wel ZNW
maar heeft twee meervoudsvormen:
hoogten en hoogtes

Slide 27 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 28 - Quizvraag

secondewijzer
want

het eerste deel is wel ZNW
maar heeft twee meervoudsvormen:
seconden en secondes

Slide 29 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

spin + wiel
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 30 - Quizvraag

spinnewiel
want:

het eerste deel is géén ZNW,
maar een WW!
(komt van het WW 'spinnen')

Slide 31 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

plat + land + school
A
plattenlandschool
B
plattenlandsschool
C
plattelandsschool
D
plattelandschool

Slide 32 - Quizvraag

plattelandsschool
geen -n want:
het eerste deel is géén ZNW, maar een BVN: plat!

maar wel +s
(vervang 'school' maar door 'kat': je hoort een 's', dus schrijf je een 's'!

Slide 33 - Tekstslide

Doel van de les
Na deze les kun je

samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen

Slide 34 - Tekstslide

Leg uit waarom het 'roggebrood' is en niet 'roggenbrood'.

Slide 35 - Open vraag

Huiswerk




Alle opdrachten H4. Spelling (tussenletters)

Slide 36 - Tekstslide