Les 2D mardi 19 avril

Bonjour
Afspraken tijden de les
  • We luisteren naar elkaar (stil zijn + luisteren)
  • Als je iets wilt zeggen of als je een vraag hebt, steek je vinger op


1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour
Afspraken tijden de les
  • We luisteren naar elkaar (stil zijn + luisteren)
  • Als je iets wilt zeggen of als je een vraag hebt, steek je vinger op


Slide 1 - Tekstslide

Unité 4

Herhalen
  • Woordenschat
  • Het weer
  • Grammatica : Voltooide tijd met être

Aujourd'hui, c'est mardi le 19 avril 2022.

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord hoort er niet bij?
A
le séjour
B
le souvenir
C
le voyage
D
l'escalier

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
en train
B
en avion
C
en métro
D
en voiture

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
partir
B
dernier
C
entrer
D
tomber

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
l'aéroport
B
la gare
C
la station
D
le bouchon

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
le quai
B
le guichet
C
la voie
D
l'aller-retour

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
vite
B
payer
C
célèbre
D
crevé

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
pleurer
B
descendre
C
monter
D
revenir

Slide 10 - Quizvraag

Quel temps fait-il?
Wat voor weer is het ?


Verbind de  afbeelding met de juiste zin.

Slide 11 - Tekstslide

Il fait beau
Il fait froid
Il pleut
Il neige
Il fait chaud
Il fait du vent

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe zeg je in het Frans?

Slide 13 - Tekstslide

Het is mooi weer

Slide 14 - Open vraag

Het regent

Slide 15 - Open vraag

De zon schijnt

Slide 16 - Open vraag

Het is warm

Slide 17 - Open vraag

Het is koud

Slide 18 - Open vraag

Het sneeuwt

Slide 19 - Open vraag

Het waait

Slide 20 - Open vraag

Zinnen maken

Slide 21 - Tekstslide

Zet de woorden in de goede volgorde om zinnen te maken.
Daarna geef de Nederlandse vertaling daarvan.
1. avec ses parents - est - allée - à Paris - Anne. 

Slide 22 - Tekstslide

2. sont - en voiture - Ils - partis.

Slide 23 - Open vraag

3. fait - a - Il - beau - à Paris.

Slide 24 - Open vraag

4. Ils - la - visité - Tour - ont - Eiffel.

Slide 25 - Open vraag

5. sont - Anne - montées - et sa mère - à la Tour Eiffel.

Slide 26 - Open vraag

5. trois jours - à Paris - restés - Ils - sont.

Slide 27 - Open vraag

De voltooide tijd met
être

Slide 28 - Tekstslide

                                    H.W.    Volt.
                                     être     Dw.

1. Anne                        est     allée          à Paris avec ses parents.

2. Ils                             sont   partis       en voiture.

6. Ils                             sont  restés         trois jours à Paris.

5. Anne et sa mère sont montées à la Tour Eiffel.

Slide 29 - Tekstslide

De voltooide tijd met être

Slide 30 - Tekstslide

Het être-huis

Slide 31 - Tekstslide

Hij is naar Parijs gegaan.
A
Je suis allé à Paris.
B
Tu es allé à Paris.
C
Elle est allée de Paris.
D
Il est allé de Paris.

Slide 32 - Quizvraag

Ik ben twee dagen in Parijs gebleven.
A
Je suis restée deux jours à Paris.
B
Je suis resté deux jours à Paris.
C
Ils sont restés deux jours à Paris.
D
Il est resté deux jours à Paris.

Slide 33 - Quizvraag

We zijn met de auto vertrokken.
A
Ils sont partis en voiture.
B
Elles sont parties en voitures.
C
Vous êtes partis en voiture.
D
Nous sommes partis en voiture.

Slide 34 - Quizvraag

Lotte is naar Paris gegaan.
A
Lotte est allée à Paris.
B
Lotte est allé à Paris.

Slide 35 - Quizvraag

De kinderen zijn gevallen
A
Les enfants sont tombé.
B
Les enfants est tombés
C
Les enfants sont tombés
D
Les enfants sont tombées

Slide 36 - Quizvraag

Anne en Sophie zijn aangekomen
A
Anne et Sophie sont venus
B
Anne et Sophie sont venu
C
Anne et Sophie est venues
D
Anne et Sophie sont venues

Slide 37 - Quizvraag

Maak een zin in de voltooide tijd met être

Slide 38 - Woordweb

Slide 39 - Tekstslide

Unité 4

Herhalen
  • Woordenschat
  • Het weer
  • Grammatica : Voltooide tijd met être

Slide 40 - Tekstslide