Tijden van zinnen/werkwoorden

Tijden van het werkwoord
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tijden van het werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Enkelvoud/meervoud
Kijk naar de PV!

   Enkelvoud: de persoonsvorm staat in het enkelvoud
                    Voorbeeld: De leerling gaat naar school.
   Meervoud: de persoonsvorm staat in het meervoud
                     Voorbeeld: De leerlingen gaan naar school.



Slide 2 - Tekstslide

Tijden van het werkwoord
Kijk naar de PV:
Staat de PV in de tegenwoordige tijd, is de zin TT.
Staat de PV in de verleden tijd, is de zin VT.
Staan er meer werkwoorden in de zin en staat een vorm van hebben of zijn met een voltooid deelwoord, dan staat de zin in de voltooide tijd, anders onvoltooid.
 



Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
OTT  (onvoltooid tegenwoordige tijd)         
                                     Jan gaat naar school.
OVT   (onvoltooid verleden tijd)   
                                      Jan ging naar school.
VTT    (voltooid tegenwoordige tijd)      
                                      Jan is naar school gegaan.
VVT      (voltooid verleden tijd)    
                                      Jan was naar school gegaan.


Slide 5 - Tekstslide

Oefeningen

Slide 6 - Tekstslide

Ik schrijf een brief.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 7 - Quizvraag

Erik wordt vandaag met de auto naar school gebracht.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 8 - Quizvraag

Ik had een brief geschreven.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 9 - Quizvraag

Het sneeuwde zaterdag urenlang.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 10 - Quizvraag

Toen het ijzelde hebben we op straat geschaatst.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 11 - Quizvraag

Wij zijn in de vakantie naar Londen geweest.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb zeker een voldoende gehaald voor de toets.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 13 - Quizvraag

Ik heb de fiets van mijn zus gerepareerd.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 14 - Quizvraag

Had jij dat ook zo gedaan?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 15 - Quizvraag

Onze buren hebben een prachtige tuin.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 16 - Quizvraag

Hij rekende niet op een onvoldoende.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 17 - Quizvraag