Werkwoordspelling verleden tijd

Wat is goed?
Hij (luisteren) .............. naar de docent
A
luistert
B
luisterde
C
luisterte
D
luisterd
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat is goed?
Hij (luisteren) .............. naar de docent
A
luistert
B
luisterde
C
luisterte
D
luisterd

Slide 1 - Quizvraag

Zij (wandelen) samen door het park
A
wandelen
B
wandelten
C
wandelden

Slide 2 - Quizvraag

Monica (bakken) een pizza
A
bakt
B
bakken
C
bakde
D
bakte

Slide 3 - Quizvraag

Ik (zetten) de bloemen op tafel
A
zet
B
zeten
C
zette
D
zetde

Slide 4 - Quizvraag

Het huis (branden) volledig af
A
brande
B
branden
C
brandte
D
brandde

Slide 5 - Quizvraag

Zet in de verleden tijd:
Wij (dromen) van een zonnige vakantie

Slide 6 - Open vraag

Hij (proberen) de les te snappen.

Slide 7 - Open vraag

Hij (zetten) de wekker op half zeven

Slide 8 - Open vraag

Het meisje (kloppen) op de deur

Slide 9 - Open vraag

De wond (bloeden) hevig.

Slide 10 - Open vraag

v/f z/s
Als de stam van een werkwoord eindigt op een v of een z, dan schrijf je de stam met een f of een s. 

Slide 11 - Tekstslide

Verhuizen en verven
stam
persoonsvorm
verleden tijd
verhuiz
verhuis
verhuisde
verv
verf
verfde

Slide 12 - Tekstslide

Je kijkt dus altijd naar de laatste letter van de stam.
verven -> stam eindigt op 'v'. Deze zit niet in 't ex-kofschip dus in de verleden tijd gebruik je een d.
verhuizen -> stam eindigt of 'z'. Deze zit niet in 't ex-kofschip dus in de verleden tijd gebruik je een d.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de goede vorm?
Ik (doven) de kaars
A
doofte
B
dooftte
C
doofdde
D
doofde

Slide 14 - Quizvraag

de koeien (grazen) in de wei
A
graasden
B
graasdden
C
graasten
D
graastten

Slide 15 - Quizvraag

Zet in de verleden tijd:
Wij (besteden) veel tijd aan het huiswerk

Slide 16 - Open vraag

De jongen (bereiden) een heerlijke maaltijd

Slide 17 - Open vraag

Ilham (stoffen) de kamer

Slide 18 - Open vraag

De directeur (faxen) de brief

Slide 19 - Open vraag

De demonstranten (bezetten) het Malieveld

Slide 20 - Open vraag

Vroeger (leven) de mensen in grotten

Slide 21 - Open vraag