Burgerlijke cultuur Muziek en 3 examenvragen

Burgerlijke Cultuur van Nederland - Muziek
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Burgerlijke Cultuur van Nederland - Muziek

Slide 1 - Tekstslide

De tijdsgeest. 
Kunnen jullie samenvatten hoe deze tijd eruit zag? Wat gebeurde er in Italië in de 17e eeuw? Wat gebeurde er op politiek gebied in de Nederlanden? We maken een mindmap

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Woordweb

Hoe keek men naar de kunsten? Wat was het verschil tussen de Nederlanden en Italië?


Sterke invloed van de Reformatie en de vrije markt economie.
Wat bedoelen we hiermee? 

Slide 4 - Tekstslide

De kunstenaar
  • Afhankelijk van de vrije markteconomie
  • Opdrachtgevers hoven/kerk > welgestelde burgerij
  • Vaak deel van een gilde (meester/leerling)
  • Gericht op de smaak/vraag van de welgestelde burgerij (kleiner formaat, andere thema's)

Slide 5 - Tekstslide

Muziek in de Calvinistische kerk
het volk wordt actief betrokken bij de dienst, dus:
  • geen koor, de aanwezigen zingen psalmen
  • geen orgel, want leidt af van gezang (gelukkig stadsbezit dus niet massaal gesloopt
  • Eenstemmig -> monodie (vertellende wijze) 
  • De protestantse kerk verzet zich tegen de onverstaanbaarheid van de polyfonie (meerstemmig). 
  • Tekst in volkstaal (invloed madrigaal (polyfoon, wereldlijk, vaak in eigen taal)

De kerken zien er sober uit en de muziek klinkt sober
In de renaissance van Italië zien we aan het eind dat muziek ondergeschikt moet zijn aan tekst. De inhoud staat voorop en niet de vorm. Het tot dan toe populaire middeleeuwse polyfone is niet geschikt hiervoor maar de oudere vormdoor troubadours aan het hof was dat wel. Een gezongen melodie begeleidt door één instrument. > seconda prattica

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

  • Componist, organist, klavecinist, muziekpedagoog, muziekorganisator
  • Maakt muziek los van de kerk (stadsorganist), in dienst Amsterdam. Speelt niet tijdens kerkdiensten maar daarbuiten. Spelen worden populaire concerten. Speelt in overgang Renaissance naar Barok. 
  • 1561 - 1621
  • Componeert tussen 1604 en 1621 het Franstalige Geneefse Psalmboek, 150 psalmen uit de Bijbel op rijm en muziek
Jan Pieterszoon Sweelinck

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zag de muziek van deze periode eruit?

Slide 10 - Tekstslide

Prima Prattica (stile antica):
  • polyfonie/meerstemmig
  • Gaat om de vorm (inhoud staat onder de vorm)
  • a capella
  • Individuele emotie uitdrukken is niet mogelijk
  • teksten moeilijk te verstaan (door de meerstemmigheid)

Secunda Prattica:
  • Monodie/eenstemmig
  • Gaat om de inhoud (tekst is belangrijker dan de vorm)
  • Zang met akkoordbegeleiding 
  • geschikt om gevoel uit te drukken in muziek
  • Toepassen van dissonanten
voorafgaand
Sinds de middeleeuwen is zang de belangrijkste muziekvorm. De menselijke stem wordt gezien als een creatie van god. Er wordt ingewikkelde polyfone muziek geschreven waarbij vorm belangrijker is dan inhoud. Aan het einde van de renaissance gaat de inhoud centraal staan en moet de tekst verstaanbaar worden. Muziek wordt ondersteunend. Er komen meer expressiemogelijkheden doordat de ideeën rond dissonant en consonant worden losgelaten.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Affectenleer
Musici hadden met de seconda pratica een behoorlijke mate van vrijheid in het kiezen van de consonanten en dissonanten die naar hun gevoel de emotie uit de tekst het best vertolkten. Er was een vrije expressieve en emotionele stijl. Al die vrije expressie door de mogelijkheid van improvisatie wordt aan banden gelegd door de affectenleer.

De affectenleer is een muzikaal systeem vanuit de gedachte dat zintuiglijkheden (zoals het gehoor -> Muziek) invloed hebben op de geestestoestand van de mens. De affecten zijn vastgelegd in de retorica van de klassieke oudheid. Deze hernieuwde belangstelling in de Renaissance is dus heel logisch. 

Door dit 'vaste systeem' worden muziekpartijen vastgelegd.
Voorbeeld: Als de dood zijn intreden doet daalt de toonsoort en met de gang naar de hemel, gaat de muzikale compositie ook weer omhoog.

De affectenleer zelf blijft niet lang populair, maar de vastlegging van muziek blijft.

Slide 13 - Tekstslide

Muziek Burgerlijke cultuur
Vormen van muziek:
  • Psalmzang, buiten diensten om.
  • Binnen huiselijke kring:
     --> Liedboeken 
    --> Collegium Musicum of Rederijkerskamer
    --> Muziekinstrument met opvoeding/leraar
  •  Tussen bedrijven door of ter ondersteuning van het ballet of zang
  • Muziek maken buiten de kerk mogelijk door verspreiding bladmuziek en zangteksten.

Slide 14 - Tekstslide

Psalmzang
  • In de kerk buiten de diensten om.
    --> Beiaard en orgelconcerten door stadsbestuurders 
  • Veelal eenstemmig en nuchter.
    --> Woord voor woord verstaanbaar 
  • In volkstaal (Nederlands) ipv Latijns
  • Weinig groei door gebrek kerk en hof/koning als opdrachtgevers
  • Herschrijving door Jan Pieterszoon Sweelinck

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Binnen de huiselijke kring

Slide 17 - Tekstslide

Collegium Musicum
  • Muziekvereniging met een expert (Sweelinck in Amsterdam)  ter begeleiding voor plezier.
    --> Soms uitvoering in rederijkerskamers  
  • Onderwijs in blokfluit, luit, klavecimbel, traverso of orgel.
  • Protestanten en katholieken samen (rijke elite)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Liedboeken (Mopsjes)
  • Liedboek = een boek dat een verzameling liederen bevat. Naast liedteksten kan het boek ook muzieknotatie bevatten.
  • Wereldlijke onderwerpen en teksten, altijd met een moraal.
  • Men nam deze overal mee naartoe, en kon overal gebruikt worden. Veel burgers hebben liedboeken in huis. 
  • Sweelinck's herschrijvingen van de Psalmen (religieuze liederen)
  • Veel liederen waren Contrafacten.
  • zelf samenstellen
  • verwant zijn de muziekboeken> muzieknotatie van eenvoudige bekende melodieën. 
een contrafact is een nieuwe tejst op een bestaande melodie. Ze komen veel voor in de republiek en de meeste mensen kennen de melodie. 

Slide 21 - Tekstslide

Ter ondersteuning van Toneel
  • Meestal rond de 3 muzikanten
  • Dienen veelal voor begeleiding, ondersteuning van zang en opvulling van leegtes

Slide 22 - Tekstslide

KUNSTANALYSE, kennen en kunnen

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 1: muziek in de calvinistische kerk
Muziek maakt vanaf het prille begin van de kerk deel uit van de katholieke eredienst. Met de reformatie kwam daar in Nederland verandering in. De calvinisten hadden bezwaren tegen de vorm die door de kerk van Rome gebruikt werd.
Leg uit waartegen de calvinisten precies bezwaar maakten en wat als gevolg werd veranderd. Noem twee zaken.

Slide 24 - Tekstslide

ANTWOORD
-Bezwaar: Het gebruik van instrumenten (zoals het orgel) wordt gezien als ongepast en werelds, dat leidt af van de essentie. -> Het orgel wordt (in eerste instantie) uit de eredienst geweerd. Alleen de menselijke stem is acceptabel.
  
- Bezwaar: Polyfonie wordt in de ban gedaan omdat de gezongen teksten er onverstaanbaar door worden. -> Kerkelijke gezangen worden eenstemmig en verstaanbaar gezongen. Polyfonie is niet toegestaan.
  
- Bezwaar: Kerkelijke gezangen moeten door de gelovigen zelf (verstaanbaar) worden gezongen. Dus geen latijnse teksten -> De kerkgangers zingen de kerkelijke gezangen in hun moedertaal. Daarmee wordt het kerkkoor in de ban gedaan.

Slide 25 - Tekstslide

Examenvraag 2: muziekleven
Taferelen van musicerende mensen waren populaire onderwerpen in de cultuur van de zeventiende eeuw. De burgers konden er hun eigen muziekpraktijk in herkennen zoals het spelen en zingen in huiselijke kring en in de kroeg.


(2p) Bespreek nog twee aspecten van het muziekleven van de zeventiende eeuwse burgerij.

Slide 26 - Tekstslide

ANTWOORD

- Veel burgers leerden een instrument bespelen als onderdeel van hun opvoeding 

 - Gegoede burgers maakten vaak muziek in een collegium musicum (onder leiding van beroepsmusici)

Slide 27 - Tekstslide

Examenvraag 3: psalm
Ook in de kerk werd gemusiceerd. In geluidsfragment 2 hoor je het begin van psalm 136 van Jan Pieterszoon Sweelinck.
Deze psalm wordt uitgevoerd door geschoolde zangers.
(2p) Bespreek twee aspecten waaruit je kunt afleiden dat de zangers geschoold moeten zijn. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Antwoord
maximumscore 2
twee van de volgende:
− Het is een complexe vorm van meerstemmigheid (polyfoon) / de
verschillende zangers zetten steeds na elkaar in (en moeten niet alleen
hun eigen partij maar ook die van de anderen beheersen).
− De zangers moeten het notenschrift kunnen lezen / goed van blad
kunnen zingen (en tegelijkertijd hun eigen partij en die van anderen
kunnen lezen).
− De muziek wordt zonder instrumenten uitgevoerd, dus de zangers zijn
voor ritme en harmonie (akkoorden) op elkaar aangewezen (zonder de
steun van instrumenten).
per juist antwoord 1

Slide 30 - Tekstslide