In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je legt uit wat distributie-intensiteit is.
Je benoemt de drie distributie-intensiteiten.
Je benoemt drie verschillende soorten goods.
Slide 2 - Tekstslide
Distributie-intensiteit
Distributie-intensiteit geeft aan hoeveel verkooppunten je wilt inschakelen bij de verkoop van je product. Het verkooppunt is de plaats (fysiek of online) waar je product te koop is. Er zijn 3 vormen van distributie:
Intensieve distributie
Selectieve distributie
Exclusieve distributie
Slide 3 - Tekstslide
Distributie Intensiteiten
Intensieve distributie --> de klant het product op zo veel mogelijk plaatsen tegenkomt (Convenience goods)
Selectieve distributie --> de fabrikant zoekt een relatief klein aantal detaillisten uit (Shopping goods)
Exclusieve distributie --> in een vrij groot gebied slechts één detaillist die het product verkoopt (Specialty goods)
Slide 4 - Tekstslide
Convenience goods
'Dagelijkse' boodschappen
Vaak in winkels met prijsdistributie of een mix van prijs- en servicedistributie.
Dingen die je koopt waar je geen moeite voor doet.
Slide 5 - Tekstslide
Shopping Goods
Je wilt op pad gaan om iets te kopen. Producten zijn wat duurder maar nodig Vergelijken van producten
Bijvoorbeeld: Kopen van kleding
Slide 6 - Tekstslide
Specialty goods
Koop je af en toe
Verdiep je je in
Voobeeld: auto, telefoon, tv
winkels meestal servicedistributie.
Slide 7 - Tekstslide
Bij welke soort goederen is de aankoopfrequentie het laagst?
A
specialty goods
B
convenience goods
C
shopping goods
Slide 8 - Quizvraag
Een computer valt onder:
A
Convenciece goods
B
Shopping goods
C
Specialty goods
Slide 9 - Quizvraag
Deodorant is een voorbeeld van:
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Specialty goods
Slide 10 - Quizvraag
Bij welke soort goederen is de koopinspanning het laagst?
A
specialty goods
B
shopping goods
C
convenience goods
Slide 11 - Quizvraag
Linda koopt een nieuwe auto. Hoe noemen we haar aankoop?
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Speciality goods
Slide 12 - Quizvraag
3. Convenience goods
De producten die je in winkels kunt kopen, zijn onder te verdelen in drie groepen. Welk product hoort bij welke productgroep? Sleep het product naar het juiste vak.
1. Specialty goods
2. Shopping goods
brood
rugtas
vaatwasser
Slide 13 - Sleepvraag
Opdracht in drietallen
Kies een winkel/retailer
Wat is de vestigingsplaats?
Welke verkoopkanalen worden gebruikt?
Wat is de distributie-intensiteit (intensief, selectief of exclusief)? Leg uit.
Van welke soort goods is hier sprake?
Maak een korte presentatie van de antwoorden (max. 5 minuten).