3.7 + 3.8 Weefselvloeistof en lymfe & bloedgroepen

Thema 3.7 Weefselvloeistof en lymfe
Ga rustig zitten en pak je lesmateriaal er alvast bij.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 3.7 Weefselvloeistof en lymfe
Ga rustig zitten en pak je lesmateriaal er alvast bij.

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les
Herhalen: BS 6 Gezond leven

Uitleg BS 7: Weefselvloeistof en lymfe

Werktijd

Uitleg BS 8: bloedgroepen

Slide 2 - Tekstslide


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader
B
Armslagader

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het gevolg van slagaderverkalking voor een bloedvat?

Slide 4 - Open vraag

Wat gebeurt er bij een hartinfarct?

Slide 5 - Open vraag

Alchohol wordt afgebroken in
A
Bloed
B
Nieren
C
Darmen
D
Lever

Slide 6 - Quizvraag

Alcohol is eigenlijk ook een drug, want alcohol werkt ook op je zenuwstelsel. Alcohol zorgt dat je ontspant en het verdooft. Bij welke groep hoort alcohol?
A
Stimulerende middelen
B
Verdovende middelen
C
Bewustzijns veranderende middelen

Slide 7 - Quizvraag

BS 7 Weefselvloeistof en lymfe
Leerdoel:
- Je kunt de kenmerken en functies van
weefselvloeistof en lymfe noemen.

Slide 8 - Tekstslide

Weefselvloeistof
Functie weefselvloeistof: alle stoffen afgeven aan of opnemen van de omliggende cellen.
- In het bloed: bloedplasma
- Tussen weefselcellen: weefselvloeistof
- In lymfevat: lymfevloeistof

Hoge bloeddruk kan schadelijk zijn.



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Welke uitspraak is NIET waar?
A
Lymfe komt weer in het bloed terecht
B
Lymfe bevat rode bloedcellen
C
Bloedplasma, lymfe, en weefselvloeistof zijn dezelfde vloeistof.
D
Lymfeknopen zuiveren de lymfe van ziekteverwekkers

Slide 11 - Quizvraag

Lymfe en lymfevaten
- Lymfe bevat ook witte bloedcellen.
- Lymfeklieren zuiveren de lymfe.

- Lymfevaten hebben kleppen.
- Vanuit borstbuis en rechterlymfestam in
bloedbaan.

Slide 12 - Tekstslide

Werktijd
- Ga rustig aan de slag met de opgaven van 3.7. Je mag fluisterend overleggen.
- Klaar me de opgaven? Oefen met flitskaarten, de "test jezelf" of op www.biologiepagina.nl

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoel BS 8: bloedgroepen
  • Je kunt beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen.

Bepaalde typen witte bloedcellen maken antistoffen tegen ziekteverwekkers. In het bloedplasma kunnen ook antistoffen zitten tegen het bloed van een ander mens.

Slide 14 - Tekstslide

Welke bloedgroepen bestaan er bij mensen?
A
1 , 2, 3 en 4
B
A, B, C en D
C
A, B, AB en 0
D
mannelijk en vrouwelijk

Slide 15 - Quizvraag

Bloedgroep A
Bloedgroep A heeft antigen A op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof B

Slide 16 - Tekstslide

Bloedgroep B
Bloedgroep B heeft antigen B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A

Slide 17 - Tekstslide

Bloedgroep AB
Bloedgroep AB heeft antigen A en B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 18 - Tekstslide

Bloedgroep 0
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A en B

Slide 19 - Tekstslide

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 20 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 21 - Quizvraag

Bloedtransfusie
De gouden regel bij bloedtransfusies: de ontvanger mag geen antistoffen tegen het donorbloed kunnen maken.

Slide 22 - Tekstslide

Klontering
Als je antiB en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 23 - Tekstslide

Aan welke bloedgroep kan iemand met bloedgroep 0 bloed geven?
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 24 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 25 - Quizvraag

Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-A toe. Het bloed gaat klonteren.
Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je niet
B
B
C
AB
D
A

Slide 26 - Quizvraag

Werktijd
- Ga rustig aan de slag met de opgaven van 3.8. Je mag fluisterend overleggen.
- Klaar me de opgaven? Oefen met flitskaarten, de "test jezelf" of op www.biologiepagina.nl

Slide 27 - Tekstslide