Verwijswoorden 1.4 klas 3k
1 / 17
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke zin leest het fijnst?
A
Ik ga naar Ameland, ik vind het leuk dat ik naar Ameland ga.
B
Ik ga naar Ameland, dat vind ik leuk.
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Chris is een jongetje ....... graag voetbalt.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 7 - Quizvraag
Hij pakt daarvoor het liefst de bal ...... hij van zijn opa heeft gekregen.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 8 - Quizvraag
..... rolt namelijk het beste door het gras.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 9 - Quizvraag
Die rolt namelijk het beste door het gras, ......... hij erg fijn vindt.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 10 - Quizvraag
Hij speelt intussen in het Nederlands jeugdelftal, ..... zijn ouders erg bijzonder vinden.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 11 - Quizvraag
De wind is gaan liggen, wat ..........
(maak er geen vraagzin van)
(maak er geen vraagzin van)
Slide 12 - Open vraag
Mijn moeder heeft een nieuwe auto gekocht. Die ....................
Slide 13 - Open vraag
Ik houd niet van spruitjes, dat ..........
Slide 14 - Open vraag
In de bijlage vindt u mijn brief,
die ................
die ................
Slide 15 - Open vraag
In de bijlage vindt u de factuur van mijn abonnement, dat ...........
DAT verwijst naar......
DAT verwijst naar......
A
de bijlage
B
de factuur
C
mijn abonnement
