Woordenschat 1.1 Les 2

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat - les 2
ONBEKENDE WOORDEN BEGRIJPEN
1.1  Betekenis afleiden uit de tekst

Slide 2 - Tekstslide



Doel


Aan het einde van de les kun je de betekenis van een onbekend woord afleiden uit de tekst waarin dit woord wordt gebruikt. 

Slide 3 - Tekstslide

 HERHALING THEORIE
Het kan voorkomen dat je in een tekst een woord tegenkomt waarvan je de betekenis niet weet.


Kijk dan eerst of je de betekenis kunt afleiden uit de tekst.

Slide 4 - Tekstslide

 HERHALING THEORIE
Gebruik deze tips om de betekenis af te leiden uit de tekst:
Lees de hele zin waarin het woord staat.
Controleer of er in de tekst een synoniem, omschrijving, tegenstelling of voorbeeld genoemd wordt.
Let op illustraties.


Slide 5 - Tekstslide

Synoniem
 Zoek een synoniem; een woord dat ongeveer dezelfde
   betekenis heeft.
Voorbeelden:
  • lamp-licht
  • auto-wagen
  • schoenen-patta's-schoeisel

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstelling
Het tegenovergestelde van elkaar
Zoek een tegenstelling, let op signaalwoorden; maar, echter,
  daarentegen.

Voorbeelden: 
  • groot-klein
  • zwart-wit
  • hoog-laag

Slide 7 - Tekstslide

         Een omschrijving zoeken

Van onbekende woorden staat vaak een omschrijving in de tekst. 

- Lees een zin of alinea helemaal.

- Zoek een omschrijving van het woord.




Slide 8 - Tekstslide


Zoek voorbeelden

Soms kun je hieruit de betekenis van het woord afleiden.
 
Zoek naar een voorbeeld, let op signaalwoorden: zoals,  
   bijvoorbeeld, neem nou, denk aan.

Slide 9 - Tekstslide

OEFENEN
WOORDENSCHAT

Slide 10 - Tekstslide

Sommigen vinden het CHARISMA van een manager een belangrijke factor voor het succes van de zaak.
A
opleiding
B
ervaring
C
uitstraling

Slide 11 - Quizvraag

Die voorstellen BEHELZEN een compleet nieuwe invulling van de studie.
A
ontwaren
B
hebben betrekking op
C
beamen

Slide 12 - Quizvraag

Het overleg bevindt zich in een IMPASSE.
A
vergaderzaal
B
moeilijke toestand
C
eindfase

Slide 13 - Quizvraag

De goudhandel FLOREERT als nooit tevoren.
A
ontbeert
B
gaat achteruit
C
bloeit

Slide 14 - Quizvraag

In de middeleeuwen werden lijfeigenen door hun heer GEKASTIJD.
A
uitgelachen
B
gememoreerd
C
gestraft

Slide 15 - Quizvraag

De DISCREPANTIE tussen wat hij zegt en wat hij doet, is wel meer mensen opgevallen.
A
afwijking, gebrek aan overeenstemming
B
onopvallend
C
overeenkomst

Slide 16 - Quizvraag

Ik denk niet dat dat helpt bij het IMPLEMENTEREN van deze strategie.
A
invoeren en in gebruik nemen
B
een gat vullen
C
uit je hoofd leren

Slide 17 - Quizvraag

Dit artikel verduidelijkt hoe je moet citeren en PARAFRASEREN in je proefschrift.
A
Het weergeven van de inhoud met andere woorden
B
scanderen
C
omzetten in andere vorm of ander formaat

Slide 18 - Quizvraag

KOM OP ADEM

Slide 19 - Tekstslide

Tijdens deze lessen wordt de CONTEMPORAINE geschiedenis in chronologische volgorde behandeld.
A
sociale
B
hedendaagse
C
culturele

Slide 20 - Quizvraag

OEFENEN
WOORDENSCHAT
DEEL II

Slide 21 - Tekstslide

Ze mag er dan FRELE uitzien, maar ze is sterker dan je denkt!
A
broos
B
adellijk
C
verward

Slide 22 - Quizvraag

Wetenschappers staan voor een groot raadsel, nu ze een MINUSCUUL deeltje hebben gemeten.
A
heel klein
B
ovaal
C
bol

Slide 23 - Quizvraag

De IMMATERIELE schade valt niet te berekenen
A
schade aan spullen, goederen etc.
B
geestelijke
C
economische

Slide 24 - Quizvraag

Ook hier geldt natuurlijk het ADAGIUM 'voorkomen is beter dan genezen.'
A
voorstel
B
pleidooi
C
spreuk, motto

Slide 25 - Quizvraag

Hopelijk biedt dat enig SOELAAS.
A
koekje
B
winst
C
troost

Slide 26 - Quizvraag

Hij had weinig SCRUPULES bij dat soort zaken.
A
lacunes
B
gewetensbezwaren
C
mogelijkheden

Slide 27 - Quizvraag

MAKEN:

INSTAPTOETS WS1

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk 13 oktober:

Maken opdrachten 1 t/m 5

Slide 29 - Tekstslide

Uitslag: 
6 fout of meer: 1F
4-5 fout: 2F
2-3 fout: 3F 
0-1 fout: 4F 

Slide 30 - Tekstslide