uitgaven/ begroting

Harry heeft per maand de volgende uitgaven:
Dagelijkse uitgaven € 270, vaste lasten € 745, incidentele uitgaven € 320.
Harry heeft een weekloon van € 315.
Verdient Harry genoeg om zijn uitgaven te kunnen betalen?
1 / 11
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, kLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Harry heeft per maand de volgende uitgaven:
Dagelijkse uitgaven € 270, vaste lasten € 745, incidentele uitgaven € 320.
Harry heeft een weekloon van € 315.
Verdient Harry genoeg om zijn uitgaven te kunnen betalen?

Slide 1 - Open vraag

Leerdoelen:
Ik kan de soorten uitgaven uitleggen en voorbeelden opnoemen.
Ik weet wat het NIBUD is en doet.
Ik kan een begroting maken en aangeven of er sprake is van een begrotingsoverschot of een begrotingstekort.
Ik kan uitleggen hoe ik een begrotingstekort kan beperken.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Uitgaven
Uitgaven:
  • Dagelijkse uitgaven
  • Vaste lasten
  • Incidentele uitgaven

Slide 4 - Tekstslide

Een begroting 
Begroting
Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Begrotingstekort of -overschot?
  • Als de begrote inkomsten groter zijn dan de uitgaven = begrotingsoverschot
  • En andersom..... een begrotingstekort



  • Hier is sprake van ...... een begrotingsoverschot

Slide 7 - Tekstslide

Lesafsluiting...
Schrijf je antwoorden op de post-it en plak deze op de deur als je het lokaal verlaat.

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer er sprake is van een begrotingstekort, heeft de overheid meer                     begroot dan                     . 
Bij een begrotingsoverschot heeft de overheid meer                             begroot dan                      .

 Vul de woorden in op de juiste plek.
inkomsten
uitgaven
inkomsten
uitgaven

Slide 9 - Sleepvraag

Maria heeft van haar gezin een overzicht gemaakt van verschillende uitgaven. In de volgende tabel zie je de uitgaven van haar ouders, haarzelf en haar broer Pim.

Geef van elke uitgave aan bij welke groep uitgaven deze hoort. Kies uit: gezinsuitgave – huishoudelijke uitgave – persoonlijke uitgave.

Slide 10 - Open vraag

Lesafsluiting...
Schrijf de antwoorden zo volledig op het papiertje

Slide 11 - Tekstslide