Kiesrecht: Het recht om te stemmen tijdens de verkiezingen en je verkiesbaar te stellen.
Verkiezingscampagne: De periode voorafgaand aan de verkiezingen waarin politieke partijen zo veel mogelijk kiezers voor zich proberen te winnen.
Verkiezingsprogramma: Een overzicht van de standpunten van een politieke partij.
Lijsttrekker: De persoon die bovenaan de kandidatenlijst van een politieke partij staat en de verkiezingscampagne leidt.
Zwevende kiezer: Een kiezer die geen vaste voorkeur heeft voor een politieke partij.
Linkse politiek: politiek met het uitgangspunt van gelijkheid. De overheid is wat groter, de rijken betalen meer belasting, er zijn uitkeringen en sommige dingen zijn goedkoper voor de armeren.
Rechtse politiek: politiek met het uitgangspunt van vrijheid. De overheid is wat kleiner, iedereen betaald even veel belasting, er zijn geen en armoede los je op door te werken.
Progressief: De opvatting om de samenleving te verbeteren door te vernieuwen.
Conservatief: De opvatting die opkomt voor de belangen van een bepaalde groep mensen.