Vraagwoorden en Must & MUsnt

Must of Mustn't

-Must : Moet
-Mustn't : Moet niet

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Must of Mustn't

-Must : Moet
-Mustn't : Moet niet

Slide 1 - Tekstslide

must/mustn't

Slide 2 - Tekstslide

Must / mustn't 

Slide 3 - Tekstslide

Vraagwoorden
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Waarom
Hoe

Slide 4 - Tekstslide

Grammar Vraagwoorden
Bestudeer de vraagwoorden!

Slide 5 - Tekstslide

Kies: must of mustn't
A
You must be careful not to hurt yourself
B
You mustn't be careful not to hurt yourself

Slide 6 - Quizvraag

Kies: must of mustn't
A
John is very skilled. He must be able to help
B
John is very skilled. He mustn't be able to help

Slide 7 - Quizvraag

Kies: must of mustn't
A
Turn it down! You must play music so loudly.
B
Turn it down. You mustn't play music so loudly

Slide 8 - Quizvraag

Kies: must of mustn't
A
You must worry about Sarah. She will be fine
B
You mustn't worry about Sarah. She will be fine.

Slide 9 - Quizvraag

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een tijdstip?

A
How
B
Who
C
Why
D
When

Slide 10 - Quizvraag

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een persoon?
A
how
B
who
C
why
D
when

Slide 11 - Quizvraag

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een plaats?
A
when
B
what
C
who
D
where

Slide 12 - Quizvraag

Vraagwoorden
... is Susan's party? It's on Friday.
A
Who
B
What
C
When
D
Where

Slide 13 - Quizvraag

Vraagwoorden
..... is he now? He is at home.
A
where
B
what
C
when
D
who

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!
BL: 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18
KL: 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16

Slide 15 - Tekstslide