In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
10.4 Hersenen
Slide 1 - Tekstslide
Waar in het oog worden van prikkels impulsen gemaakt?
A
In de lens
B
In het hoornvlies
C
In de pupil
D
In het netvlies
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de goede volgorde?
A
Zintuig - Prikkel - Impuls- Hersenen
B
Prikkel - Zintuig - Impuls - Hersenen
C
Hersenen - Prikkel - Impuls- Zintuig
D
Prikkel - Hersenen - Zintuig- Impuls
Slide 3 - Quizvraag
In het lichaam liggen drie typen zenuwcellen. Bij een van deze typen zenuwcellen horen de volgende kenmerken: – deze zenuwcellen geleiden de impulsen van de ene zenuwcel naar de andere; – uitlopers van deze cellen zijn verbonden met andere zenuwcellen. Bij welk type zenuwcellen horen de kenmerken?
A
bij bewegingszenuwcellen
B
bij gevoelszenuwcellen
C
bij schakelzenuwcellen
Slide 4 - Quizvraag
Er zijn ook 3 typen zenuwcellen: de sensorische zenuwcellen, de motorische zenuwcellen en...
A
Gevoelszenuwcellen
B
Bewegingszenuwcellen
C
Gemengde zenuwcellen
D
Schakelcellen
Slide 5 - Quizvraag
welke cellen zijn zenuwcellen?
A
B
C
D
Slide 6 - Quizvraag
Doelen
Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.
Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Hersenen
Onderdelen kennen + functies!
Slide 9 - Tekstslide
Hersenstam
geleidt impulsen
Aansturen belangrijke levensfuncties: (hartslag, bloeddruk, ademhaling en temperatuur)
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Grote hersenen
Verwerkt impulsen van zintuigen (bewuste waarneming)
Stuurt impulsen voor bewuste bewegingen.
Slide 12 - Tekstslide
De grote hersenen
Slide 13 - Tekstslide
In de hersenschors (het buitenste gedeelte) van de grote en de kleine hersenen ligt de grijze stof. Hierin liggen de cellichamen van de schakelcellen van de hersenen.
In het binnenste gedeelte ligt de witte stof. Hierin liggen de uitlopers van schakelcellen.
Slide 14 - Tekstslide
Grote hersenen
Ruggenmerg
Hersenstam
Kleine hersenen
Slide 15 - Sleepvraag
Grote hersenen en hersencentra
Slide 16 - Tekstslide
Kleine hersenen
Bewegingen worden op elkaar afgestemd
Coördinatie
Slide 17 - Tekstslide
Welke stoffen beinvloeden je hersenen?
Alcohol/ tabak
Drugs
Medicijnen
Je waarnemingsvermogen en je reactievermogen nemen af.
Slide 18 - Tekstslide
Je kunt drugs onderverdelen in drie groepen:
• Verdovende middelen (downers)
• Stimulerende middelen (uppers)
• Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)
geven je een ontspannen gevoel. Ze maken je rustig en blij. Je hartslag en ademhaling worden langzamer. Je spieren ontspannen en impulsen vanaf je zintuigen worden minder goed verwerkt. Ook je reactievermogen neemt af. Voorbeelden van verdovende middelen zijn alcohol en heroïne.
geven je het gevoel dat je meer energie en zelfvertrouwen hebt. Je hart gaat sneller kloppen, je haalt sneller adem en je spieren spannen zich aan. Voorbeelden van stimulerende middelen zijn energiedrankjes, tabak en xtc.
zorgen ervoor dat je waarnemingen door de hersenen worden verstoord en dat je stemming verandert. Je ziet dingen die er niet zijn. Je hartslag versnelt een beetje en je bloeddruk gaat omhoog. Voorbeelden van bewustzijnsveranderende middelen zijn cannabis (hasj en wiet) en paddo’s.
Slide 19 - Tekstslide
Beinvloeden van je hersenen
Alcohol verdooft je hersenen en beschadigd hersenen blijvend
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Welke hersenen coördineren alle bewegingen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
Slide 22 - Quizvraag
Hoe heet onderdeel 1?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
Slide 23 - Quizvraag
In welk deel van de hersenen vindt bewustwording plaats?