Bekijk de volgende zinnen:
1 Het bronzen standbeeld krijgt een plek in het Stadspark.
2 Het standbeeld, dat van brons is gemaakt, krijgt een plek in het Stadspark.
In zin 1 is bronzen een bijvoeglijke bepaling bij standbeeld.
In zin 2 is het onderwerp 'Het standbeeld, dat van brons is gemaakt'. Het zinnetje 'dat van brons is gemaakt' is binnen het onderwerp een bijvoeglijke bepaling bij het standbeeld. In dit geval is de bijvoeglijke bepaling een zin. Dat noem je een bijvoeglijke bijzin.