Les 1 herhaling 1 & 2 na kerstvakantie

Herzlich willkommen!
Herzlich Willkommen!
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen!
Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Heute:

  •  Wiederholung: vor den Ferien (Kapitel 1/2)
  • Feedback Vlog
  • Schreibfertigkeit Kapitel 2
  • Abschluss der Stunde

Slide 2 - Tekstslide

Lernziel I Leerdoel:

Herhaling van voor de vakantie 
(thema: jezelf en anderen voorstellen)

Slide 3 - Tekstslide

We gaan zo kijken naar een fragment.

In het fragment stelt Tim zich voor.
Noteer in jouw schrift én schrijf straks de antwoorden op:

1. Alter:
2. Hobbys:
3. Familie: 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Herhaling: werkwoorden haben & sein

Ik kan de werkwoorden "haben" en "sein" in de tegenwoordige tijd in het Duits gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

Ich (heb) zwei Geschwister.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 7 - Quizvraag

Wie alt (ben) du?
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 8 - Quizvraag

Mein Bruder (is) sehr groß.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 9 - Quizvraag

Ihr (zijn) besser geworden.

Slide 10 - Open vraag

(heb) du Geschwister?

Slide 11 - Open vraag

Ziel: woordenschat herhalen

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf in het Duits:
"de zus"

Slide 13 - Open vraag

Schrijf in het Duits:
"de broer"

Slide 14 - Open vraag

Schrijf op in het Duits:
"het gezin"

Slide 15 - Open vraag

"de broers/zussen" in het Duits:
A
die Schwester
B
die Geschwister

Slide 16 - Quizvraag

"de oom" in het Duits:
A
der Onkel
B
der Oom
C
der Cousin

Slide 17 - Quizvraag

"de ouders" in het Duits:
A
die Eltern
B
das Alter
C
das Mädchen

Slide 18 - Quizvraag

Welke vraag past bij het antwoord:
"Ich bin siebzehn."
A
Wo wohnst du?
B
Wie heißt du?
C
Wie groß bist du?
D
Wie alt bist du?

Slide 19 - Quizvraag

Welke vraag past bij het antwoord:
"Ich komme aus den Niederlanden."
A
Wo wohnst du?
B
Wie wohnst du?
C
Woher kommst du?
D
Wann bist du geboren?

Slide 20 - Quizvraag

Welke vraag past bij het antwoord:
"Ich habe eine Schwester und zwei Brüder."
A
Wie alt bist du?
B
Wie wohnst du?
C
Hast du Geschwister?

Slide 21 - Quizvraag

Het meervoud van "die Schwester" =

Slide 22 - Open vraag

Het meervoud van "die Tante" =

Slide 23 - Open vraag

Het meervoud van "der Bruder" =

Slide 24 - Open vraag

aardig
slim
grappig
spontaan
sportief
eerlijk
irritant
nervig
ehrlich
sportlich
spontan
witzig
nett
klug

Slide 25 - Sleepvraag

Ziel: kennis uitspraak herhalen

Slide 26 - Tekstslide

De "eu" in bijvoorbeeld: "neun", "Deutschland" spreek ik uit als een:
A
eu
B
oi
C
au

Slide 27 - Quizvraag

De "u" in bijvoorbeeld: "Telefonnummer", "und" spreek ik uit als een:
A
oe
B
uu

Slide 28 - Quizvraag

De "z" in bijvoorbeeld: "dreizehn", "zwei" spreek ik uit als een:
A
s
B
z
C
ts

Slide 29 - Quizvraag

De "s" in bijvoorbeeld: "sieben", "sein", "Sohn" spreek ik uit als een:
A
s
B
z
C
ts

Slide 30 - Quizvraag

De "ß" in bijvoorbeeld: "Großeltern" spreek ik uit als een:
A
s
B
z
C
ts

Slide 31 - Quizvraag

Hoe gaat het nu bij Duits?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Jetzt: Aufgabe: Vlog

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Lernziele checken:
  • Ik kan in eenvoudige zinnen iets over mijn familie en mezelf schrijven in het Duits;
  • Ik weet, welke woorden ik in het Duits met een hoofdletter schrijf;
  • Ik kan de hoofdletters in het Duits correct gebruiken. 

Slide 36 - Tekstslide

Tschüss :)

Slide 37 - Tekstslide