periode 1 - les 2-les 2-MSR

periode 1 - les 2
Hoofdletters | meervoudsvormen 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

periode 1 - les 2
Hoofdletters | meervoudsvormen 

Slide 1 - Tekstslide

Ik heb de instaptoets van vorige week volledig af.
Ik moet nog beginnen
Nee
Ja

Slide 2 - Poll

Doelen van deze les
Aan het einde van de les:
  • weet je hoe de verschillende meervoudsvormen geschreven worden;
  • weet je wanneer je een woord wel of niet met hoofdletter moet schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Welke zelfstandige naamwoorden ken jij die een meervoud hebben?

Slide 4 - Woordweb

Meervoudsvormen met -eën
Als de klemtoon van het woord op de laatste lettergreep valt, komt er  een extra e met trema in het woord (-ën) in de meervoudsvorm. 

  • melodie -> melodieën
  • technologie -> technologieën

Eindigt de enkelvoudsvorm op -ee? Dan altijd -ën erbij. 
  • idee -> ideeën
  • zee -> zeeën

Slide 5 - Tekstslide

Meervoudsvormen met -ën
Maar bij het olie ligt de klemtoon op de eerste lettergreep: oooooolie
 In dat geval schrijf je geen extra e--> oliën 

  • bacterie -> bacteriën
  • provincie -> provinciën
  • kolonie -> koloniën
  • porie -> poriën

Slide 6 - Tekstslide

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
porieën
B
pories
C
poriën
D
porie-en

Slide 7 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
zeën
B
zeeën
C
zees
D
zee-en

Slide 8 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
industries
B
industrieën
C
industriën
D
industrie-en

Slide 9 - Quizvraag

Meervoudsvormen met 's
Je schrijft 's wanneer het woord anders tot spraakverwarring leidt.
De 's komt na elke lange klank (a, i, o, u, y), behalve bij de e.
  • oma -> oma's
  • hobby -> hobby's
  • mbo -> mbo's
  • bh -> bh's
    anders krijg je uitspraakproblemen
    --> accus 

Slide 10 - Tekstslide

Meervoudsvormen met s
Je schrijft de s aan de meervoudsvorm vast wanneer het niet tot uitspraakproblemen leidt en dat is bij woorden die eindigen op: eau, ay, ieu, ui, ie, e, ee en é.
  • cadeau -> cadeaus                              
  • essay -> essays
  • milieu -> milieus 
  • etui -> etuis
  • receptie -> recepties
  • promenade -> promenades
  • abonnee -> abonnees
  • café -> cafés

Slide 11 - Tekstslide

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
babys
B
baby's

Slide 12 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
etuis
B
etui's
C
etuiën

Slide 13 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
horloges
B
horloge's

Slide 14 - Quizvraag

Hoofdletters
Hoofdletters schrijf je altijd aan het begin van een zin.
Uitzondering : wanneer een zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin.
  • 's-Hertogenbosch is een prachtige stad.
  • € is het teken waarmee je de euro aangeeft.

Je schrijft een hoofdletter bij voornamen en familienamen van personen.
  • Hilde Dorsman, Dirk van Dam (maar: mijnheer Van Dam)

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdletters
Je schrijft hoofdletters bij eigennamen van bedrijven, merken en instellingen.
  • Philips, Coca-Cola, de Tweede Kamer, het Rode Kruis

Je schrijft hoofdletters bij aardrijkskundige namen.
  • Duitsland, Franse kaas, Turkse mensen, de Rijn

Je schrijft een hoofdletter bij erkende afkortingen.
  • NB (nota bene), PS (postscriptum), VVD, ANWB, WNF

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter bij namen van feestdagen of historische gebeurtenissen.
  • Kerstmis, Pasen, Suikerfeest, Eerste Wereldoorlog, de Golfoorlog
Uitzondering: samenstellingen van religieuze feestdagen met kleine letter (kerstdag, paasei)

Je schrijft een hoofdletter bij een heilig persoon of een heilig begrip.
  • God, Allah, Jahweh, Bijbel, Koran
Uitzondering: wanneer je een exemplaar van een heilig boek bedoelt, schrijf je dit met een kleine letter (een mooi uitgegeven bijbel, een versierde koran)
Uitzondering: je schrijft een kleine letter bij het woord waarmee je (leden van) een culturele, godsdienstige of maatschappelijke stroming benoemt (de islam, protestants, de paus, de imam)

Slide 17 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
meneer van dalen
B
Meneer van dalen
C
meneer Van Dalen
D
Meneer van Dalen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Christen
B
christen

Slide 19 - Quizvraag

anwb
katholiek
zwolle
kerstmis
mbo
Wel met hoofdletter
Niet met hoofdletter

Slide 20 - Sleepvraag

Actieve werkvorm
  • Team: 3 tot 4 personen.
  • Eén teamlid pakt een kaartje uit de envelop.
  • Lees het woord op het kaartje voor.
  • Iedereen uit het groepje benoemt of het woord wel of niet met hoofdletter moet worden geschreven.
  •  Meerdere woorden op het kaartje? Iedereen benoemt welke woorden wel en welke niet met hoofdletter geschreven worden. Eén teamlid schrijft de woorden die met hoofdletter moeten van die zinnen op.
  • Volgende ronde, wisselen van rol. Volgende teamlid pakt kaartje, leest voor, anderen reageren, enz.
  • Aan het einde kijken we klassikaal na en noteer je de punten op een los papiertje. 
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten deze week
  • 2F | taalverzorging |  spelling | hoofdletters | opdracht 1 
  • 2F | taalverzorging | spelling | meervoudsvormen | opdracht 1 

Slide 22 - Tekstslide