periode 2 - les 2a

periode 2 - les 2a
Hoofdletters | meervoudsvormen | bijvoeglijke naamwoorden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

periode 2 - les 2a
Hoofdletters | meervoudsvormen | bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van de les:
  • weet je hoe de verschillende meervoudsvormen geschreven worden;
  • kun je bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier gebruiken en schrijven;
  • weet je wanneer je een woord wel of niet met hoofdletter moet schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Meervoudsvormen
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoudsvorm.
Zelfstandige naamwoorden kunnen in het meervoud verschillende vormen hebben, maar de meesten eindigen op:
  • -en (deur -> deuren; stoel -> stoelen)
  • -s (computer -> computers; beker -> bekers)

Er zijn ook woorden zonder meervoudsvorm:
  • rijst, jeugd, benzine.

Slide 3 - Tekstslide

Meervoudsvormen met -ën
Als de klemtoon van de enkelvoudsvorm, die eindigt op -ie, op de laatste lettergreep valt, komt er -ën bij te staan in de meervoudsvorm.
  • melodie -> melodieën
  • technologie -> technologieën

Eindigt de enkelvoudsvorm op -ee? Dan altijd -ën erbij.
  • idee -> ideeën
  • zee -> zeeën

Slide 4 - Tekstslide

Meervoudsvormen met -ën
Valt de klemtoon bij woorden die in de enkelvoudsvormen eindigen op -ie niet op de laatste lettergreep? In dat geval schrijf je geen extra e
  • bacterie -> bacteriën
  • provincie -> provinciën
  • kolonie -> koloniën
  • porie -> poriën
  • olie -> oliën 

Slide 5 - Tekstslide

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
porieën
B
pories
C
poriën
D
porie-en

Slide 6 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
zeën
B
zeeën
C
zees
D
zee-en

Slide 7 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
industries
B
industrieën
C
industriën
D
industrie-en

Slide 8 - Quizvraag

Meervoudsvormen met 's
Je schrijft 's wanneer het woord anders tot spraakverwarring leidt.
De 's komt na elke lange klank (a, i, o, u, y), behalve bij de e.
  • oma -> oma's
  • hobby -> hobby's
  • mbo -> mbo's
  • bh -> bh's

Slide 9 - Tekstslide

Meervoudsvormen met s
Je schrijft de s aan de meervoudsvorm vast wanneer het niet tot spraakverwarring leidt en bij woorden die eindigen op: eau, ay, ieu, ui, ie, e, ee en é.
  • cadeau -> cadeaus                              
  • essay -> essays
  • milieu -> milieus 
  • etui -> etuis
  • receptie -> recepties
  • promenade -> promenades
  • abonnee -> abonnees
  • café -> cafés

Slide 10 - Tekstslide

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
babys
B
baby's
C
baby-en
D
babyën

Slide 11 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
etui-en
B
etui's
C
etuiën
D
etuis

Slide 12 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is goed geschreven?
A
taxis
B
taxi's
C
taxiën
D
taxi-en

Slide 13 - Quizvraag

Klankverandering
Er zijn ook woorden die in het meervoud een klankverandering krijgen. Je kunt ze herkennen aan de laatste letters in het woord.
  • ium -> ia (medium -> media; decennium -> decennia)
  • cus -> ci (medicus -> medici; politicus -> politici)
  • um -> a (centrum -> centra; datum -> data)

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord en voegt iets bij het zelfstandig naamwoord.
  • de lichte laptop.
  • de blauwe broek.
  • het gebakken worstje
  • de gekopieerde cd

Slide 15 - Tekstslide

Topografisch bijvoeglijke naamwoorden
Het bijvoeglijk naamwoord geeft hierin aan waar iets vandaan komt. Het geeft een land, plaats, provincie, enz. aan.
Het topografisch bijvoeglijk naamwoord schrijf je met een hoofdletter.
  • de Nederlandse klompen
  • het Franse stokbrood
  • de Aziatische mensen
  • de Friese meren

Slide 16 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan waar het zelfstandig naamwoord van gemaakt is.
In bijna alle gevallen eindigt het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord op -en.
  • de houten puzzel
  • de stenen tafel
  • de ijzeren stang
  • de plastic beker

Slide 17 - Tekstslide

Welk bijvoeglijk naamwoord is goed geschreven?
A
de ijzeren plaat
B
de ijzere plaat
C
de IJzeren plaat
D
de IJzere plaat

Slide 18 - Quizvraag

Welk bijvoeglijk naamwoord is goed geschreven?
A
de afrikaanse dans
B
de afrikaansen dans
C
de Afrikaansen dans
D
de Afrikaanse dans

Slide 19 - Quizvraag

Welk bijvoeglijk naamwoord is goed geschreven?
A
de plastic beker
B
de Plastic beker
C
de plasticcen beker
D
de Plasticcen beker

Slide 20 - Quizvraag

Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Als een werkwoord als bijvoeglijk naamwoord voorkomt, schrijf deze dan zo kort mogelijk.
  • de ingelaste vergadering
  • de gepaste taal
  • de ingedrukte knoppen
  • de afgedrukte teksten

Slide 21 - Tekstslide

Hoofdletters
Hoofdletters schrijf je altijd aan het begin van een zin.
Uitzondering : wanneer een zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin.
  • 's-Hertogenbosch is een prachtige stad.
  • € is het teken waarmee je de euro aangeeft.

Je schrijft een hoofdletter bij voornamen en familienamen van personen.
  • Hilde Dorsman, Dirk van Dam (maar: mijnheer Van Dam)

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdletters
Je schrijft hoofdletters bij eigennamen van bedrijven, merken en instellingen.
  • Philips, Coca-Cola, de Tweede Kamer, het Rode Kruis

Je schrijft hoofdletters bij aardrijkskundige namen.
  • Duitsland, Franse kaas, Turkse mensen, de Rijn

Je schrijft een hoofdletter bij erkende afkortingen.
  • NB (nota bene), PS (postscriptum), VVD, ANWB, WNF

Slide 23 - Tekstslide

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter bij namen van feestdagen of historische gebeurtenissen.
  • Kerstmis, Pasen, Suikerfeest, Eerste Wereldoorlog, de Golfoorlog
Uitzondering: samenstellingen van religieuze feestdagen met kleine letter (kerstdag, paasei)

Je schrijft een hoofdletter bij een heilig persoon of een heilig begrip.
  • God, Allah, Jahweh, Bijbel, Koran
Uitzondering: wanneer je een exemplaar van een heilig boek bedoelt, schrijf je dit met een kleine letter (een mooi uitgegeven bijbel, een versierde koran)
Uitzondering: je schrijft een kleine letter bij het woord waarmee je (leden van) een culturele, godsdienstige of maatschappelijke stroming benoemt (de islam, protestants, de paus, de imam)

Slide 24 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
meneer van dalen
B
Meneer van dalen
C
meneer Van Dalen
D
Meneer van Dalen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Christen
B
christen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Dirk van der Broek
B
dirk van der broek
C
Dirk Van Der Broek
D
Dirk van der broek

Slide 27 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Paasei
B
Paas Ei
C
paasei

Slide 28 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
de Bijbel
B
de bijbel

Slide 29 - Quizvraag

anwb
katholiek
zwolle
kerstmis
mbo
Wel met hoofdletter
Niet met hoofdletter

Slide 30 - Sleepvraag

Actieve werkvorm
  • Team: 3 tot 4 personen.
  • Eén teamlid pakt een kaartje uit de envelop.
  • Lees het woord op het kaartje voor.
  • Iedereen uit het groepje benoemt of het woord wel of niet met hoofdletter moet worden geschreven.
  •  Meerdere woorden op het kaartje? Iedereen benoemt welke woorden wel en welke niet met hoofdletter geschreven worden. Eén teamlid schrijft de woorden die met hoofdletter moeten van die zinnen op.
  • Volgende ronde, wisselen van rol. Volgende teamlid pakt kaartje, leest voor, anderen reageren, enz.
  • Aan het einde kijken we klassikaal na en noteer je de punten op een los papiertje. 
timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

Opdrachten deze week
  • 2F | taalverzorging |  spelling | hoofdletters | opdracht 1 t/m 3
  • 2F | taalverzorging | spelling | meervoudsvormen | opdracht 1 t/m 3
  • 2F | taalverzorging | spelling | bijvoeglijke naamwoorden | opdracht 1 t/m 3

Slide 32 - Tekstslide

Ik heb de instaptoets van vorige week volledig af.
Ik moet nog beginnen
Nee
Ja

Slide 33 - Poll