V1 Leesvaardigheid 2, 3 en 4 Alle tekstdoelen

Welkom V1(a)T



Leesvaardigheid
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom V1(a)T



Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Dagopening
  2. 10 minuten lezen
  3. Opdracht bespreken
  4. Herhalen tekstdoelen
  5. Opdracht maken
  6. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 2 nakijken
a Met ‘Magere Hein’ wordt de dood bedoeld.
b De grap van het gedicht is dat de tuinman denkt dat Magere Hein hem in de tuin komt ‘halen’ (dat hij daar zal sterven). Daarom vlucht hij naar Winterswijk. Maar aan het eind blijkt dat Magere Hein de tuinman juist in Winterswijk gaat halen.
c Bijvoorbeeld: De tekst is leuk om te lezen, omdat deze in dichtvorm is opgesteld en een vast ritme (metrum) bevat. Het heeft een verrassing, een grap waaraan de lezer plezier kan hebben.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 5 - Woordweb

Wat zijn de
twee het tekstdoelen?
A
activeren en amuseren
B
overtuigen en amuseren
C
beschouwen en amuseren
D
informeren en amuseren

Slide 6 - Quizvraag

Welke vijf tekstdoelen heb je geleerd?

Slide 7 - Woordweb

Noem een voorbeeld van een amuserende tekst.

Slide 8 - Woordweb

Noem een voorbeeld van een activerende tekst.

Slide 9 - Woordweb

Waar of niet waar?
Een activerende tekst lijkt op een overtuigende tekst, maar het gaat een stapje verder: de schrijver wil niet alleen dat je het met hem/haar eens bent, hij/zij wil ook dat je iets (niet) gaat DOEN.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

In welke tekstsoort staan voornamelijk feiten?
A
overtuigende tekst
B
beschouwende tekst
C
activerende tekst
D
informerende tekst

Slide 11 - Quizvraag

amuserende tekst
overtuigende tekst
activerende tekst

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is het doel?
Snelle recepten: in 15 minuten op tafel!
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het doel?
Mag ik je pasfoto? Ik spaar natuurrampen.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het doel?
Dit is waarom sociale media een slechte invloed op jongeren heeft.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
beschouwen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het doel?
112, daar red je levens mee.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het doel?
Vier uur Cup-a-Soup. Dat zouden meer mensen moeten doen.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het doel?
Hier ligt Poot, hij is dood.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het doel?
Duits vliegtuig bombardeert per ongeluk Nederlands schip.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het doel?
Nexit, goed idee of niet?
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
overtuigen

Slide 20 - Quizvraag

Opdrachten
We lezen eerst samen de tekst op blz 20. Daarna maak je opdracht 5 en 6 in je schrift. Je mag zachtjes overleggen met je buur. Als je eerder klaar bent, ga je nog even lezen in je leesboek.

Slide 21 - Tekstslide

Welk beroep heet de schrijver van deze column denk je? (vraag 5a)

Slide 22 - Woordweb

Waarom zegt ze in de eerste alinea dat ze zich niet uit het veld liet slaan? (vraag 5b)

Slide 23 - Woordweb

Welke twee schattingen moet je maken om te berekenen hoeveel rundvlees er per dag wordt gegeten in Nederland? (vraag 5c)

Slide 24 - Woordweb

Waarom moet je onderscheid maken tussen koeien en kalveren als je het aantal geslachte dieren wil berekenen? (vraag 5d)

Slide 25 - Woordweb

Waarom geeft de schrijver de tip om een 11-jarige af en toe om een rekenvraag te vragen? (vraag 5e)

Slide 26 - Woordweb

Geef argumenten waarom je deze tekst kunt zien als een informerende tekst. (vraag 6a)

Slide 27 - Woordweb

Geef argumenten waarom je deze tekst kunt zien als een amuserende tekst. (vraag 6b)

Slide 28 - Woordweb

Kun je de tekst ook zien als een overtuigende of activerende tekst? Leg je antwoord uit. (vraag 6c)

Slide 29 - Woordweb

Opdracht maken
  • Maak opdracht 3 op pagina 19 van je boek. 
  • Je krijgt voor het maken van deze opdracht 10 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.
timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 3 nakijken
a Overeenkomstig in beide teksten is dat ze over Madurodam gaan. In beide teksten wordt genoemd dat het om een miniatuurversie van Nederlandse kenmerken gaat. Verschillend is dat de eerste tekst activerend is en de tweede tekst amuserend. De eerste tekst wil je ertoe bewegen om een NS dagkaart met toegangskaart voor Madurodam te kopen. De tweede tekst is in rijm opgesteld en bevat een grapje.
b Bijvoorbeeld: De schrijver van de eerste tekst heeft wat mij betreft zijn tekstdoel bereikt, omdat het tekstdoel was om mij te overtuigen om naar Madurodam te gaan (met een NS dagkaart) en door deze tekst zou ik dat nu graag doen.
Of bijvoorbeeld: De schrijver van de tweede tekst heeft wat mij betreft zijn tekstdoel bereikt, omdat het tekstdoel was om de lezer te amuseren en ik moest lachen om het grapje over Madurodam.

Slide 31 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: dinsdag 10 oktober
  • Huiswerk: leren p. 10, 14 en 18, maken H3 opdr 5 en 6 
  • Meenemen: leesboek, boek, pen, schrift en LAPTOP
  • Programma: grammatica

Slide 32 - Tekstslide

Tekstdoelen

Een politierapport heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Beschouwen

Slide 33 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Overhalen

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 35 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 36 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 37 - Quizvraag

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overhalen
D
Uitleg geven

Slide 39 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 40 - Quizvraag

Sleep de tekstdoelen naar de juiste afbeeldingen.
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Beschouwen

Slide 41 - Sleepvraag