leesvaardigheid

Ik vind lezen nuttig

-15
1 / 36
volgende
Slide 1: Poll
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Ik vind lezen nuttig

-15

Slide 1 - Poll

Ik vind lezen leuk:
-25

Slide 2 - Poll

Ik vind lezen makkelijk:
-35

Slide 3 - Poll

Waarom is lezen belangrijk?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Waarvoor heb je volgens de tekst een goede leesvaardigheid nodig?

Slide 6 - Open vraag

Welk argument vind jij het belangrijkste?
voor mijn toekomstige werk
hoger inkomen
actiever op de banenmarkt
makkelijker promotie maken
nu vooral voor school en de examens

Slide 7 - Poll

Op welke manieren kun je volgens de tekst je leesvaardigheid verbeteren?

Slide 8 - Open vraag

Wat wordt jouw leerdoel of aandachtspunt bij lezen?

Slide 9 - Open vraag

Lees de tekst:
Altijd onderweg 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
overtuigen
C
activeren
D
informeren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de titel van de tekst?

Slide 12 - Open vraag

Wat is de bron van de tekst?

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn de eerste drie woorden van de eerste zin van de laatste alinea?

Slide 14 - Open vraag

Welk tekstverband herken je in de inleiding? (alinea 1 en 2)
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
tegenstelling
D
reden (argument

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
effecten van wereldwijde migratie op de natuur
B
samenwerking tussen WNF en vluchtelingenorganisaties
C
toekomstverwachting van WNF op menselijke migratie in Europa
D
Verklaringen van wereldwijde migratie door de mens

Slide 16 - Quizvraag

Welk kopje past het best boven alinea 4, 5 en 6 samen?
A
gevolgen migratie voor de lokale bevolking
B
ontvolking platteland door natuurrampen
C
positieve en negatieve gevolgen migratie
D
Trek naar de grote stad in Europa

Slide 17 - Quizvraag

Welk kopje past het best boven alinea 7, 8 en 9 samen?
A
Geen standaardoplossing voor natuurbescherming
B
Uitgewerkt plan voor ingrijpen WNF in leefwijze nomaden
C
Voorbeelden van teleurstellende projectgebieden in Afrika
D
WNF actief in natuurgebieden Azië en Zuid-Amerika

Slide 18 - Quizvraag

Met welk woord wordt het ontvolkte platteland in alinea 5 aangeduid?

Slide 19 - Open vraag

Welk verband is er vooral tussen alinea 5 en 6?
A
samenvattend verband
B
tegenstellend verband
C
vergelijkend verband
D
verklarend verband

Slide 20 - Quizvraag

De alinea's 7, 8 en 9
A
geven de gevolgen van het gestelde in de alinea's 4, 5 en 6
B
noemen voorbeelden van het gestelde in de alinea's 4, 5 en 6
C
trekken de conclusie uit het gestelde in de alinea's 4, 5 en 6
D
vormen een vergelijking met het gestelde in de alinea's 4, 5 en 6

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 22 - Open vraag

'Zoals' is een signaalwoord voor:
A
reden
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
voorbeeld

Slide 23 - Quizvraag

'Want' is een signaalwoord voor:
A
volgorde van tijd
B
reden
C
voorwaarde
D
opsomming

Slide 24 - Quizvraag

Ik wil naar school, maar ik ben ziek. 'Maar' is een signaalwoord voor:
A
tegenstelling
B
doel-middel
C
conclusie
D
oorzaak-gevolg

Slide 25 - Quizvraag

Het is warm buiten, toch heb ik het koud. Wat is het signaalwoord?
A
is
B
heb
C
toch
D
ik

Slide 26 - Quizvraag

Als hij weer beter wordt, komt hij naar school. Wat is het tekstverband?
A
tegenstelling
B
reden
C
voorwaarde
D
doel-middel

Slide 27 - Quizvraag

Signaalwoorden:
A
verwijzen naar iets in de tekst
B
Geven aan dat iets van iemand is
C
Geven een eigenschap aan
D
Geven een relatie aan tussen tekstdelen

Slide 28 - Quizvraag

Welk signaalwoord past bij een opsommend verband?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Tegenover
D
Denk aan

Slide 29 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
A
zodat
B
hoewel
C
als
D
neem nou

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het tekstverband? 'Vroeger hield zij meer van pasta, tegenwoordig meer van pizza.'
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
conclusie

Slide 31 - Quizvraag

Welke 2 signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
dus, echter
B
en, daarnaast
C
als, voordat
D
verder, samengevat

Slide 32 - Quizvraag

Welk tekstverband?
De zomers in West-Europa worden jaar na jaar heter, en de winters telkens weer natter. Dat betekent dat klimaatverandering nu echt niet meer te ontkennen is.
A
voorwaarde
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 33 - Quizvraag

Welk tekstverband?
Met behulp van het groene theoriekader op bladzijde 52, lukt het je zeker om een dikke voldoende te halen voor het schoolexamen begrijpend lezen!
A
doel-middel
B
conclusie
C
voorbeeld
D
vergelijking

Slide 34 - Quizvraag

Welk tekstverband?
Als je nu al regelmatig de stof herhaalt die je moet kennen voor je examen, dan lukt het zeker om zonder veel stress dit schooljaar door te komen!
A
oorzaak-gevolg
B
voorwaarde
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 35 - Quizvraag

Welk tekstverband?
De leerlingen van 4F hebben nog meer zin in dit blokuur Nederlands dan meneer Van Nuil.
A
voorwaarde
B
doel-middel
C
vergelijking
D
conclusie

Slide 36 - Quizvraag