Vijfde les: 2.4 Verslag en notulen + spelling

Wat gaan we deze les doen?(1)

  • Van wie krijg ik het schrijfplan + tekst?
  • Niks ontvangen = geen toets!
  • AFSPRAKEN!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze les doen?(1)

  • Van wie krijg ik het schrijfplan + tekst?
  • Niks ontvangen = geen toets!
  • AFSPRAKEN!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we deze les doen?(2)
  • Herhalen werkwoordspelling + voltooid deelwoord erbij
  • Herhalen: schrijfplan/indeling van een tekst
  • Theorie Schrijven 2F hoofdstuk 2. 4 Verslag en notulen
  • Oefenen met opdrachten over hoe je een goed verslag schrijft.
  • Zelf aan de slag met opdracht 3 uit Nu Nederlands = inleveren!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je leert van je werkwoordspellingsfouten.
  • Je weet wat notulen zijn.
  • Je kunt notuleren.
  • Je weet aan welke eisen een verslag moet voldoen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Wij zijn verhuisd.
B
Wij zijn verhuist.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Hij bediend.
B
Hij bedient.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
C
Het hout is opgebrant.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling

A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Hij onthoud.
B
Hij onthoudt.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
C
Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
D
Gisteren zijn we naar Rotterdam verhuist.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Hij onthoud alles.
B
Hij onthoudt alles.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd
B
Hij heeft de boel belazert

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het nut van een schrijfplan?
A
Dan dwaal je niet af.
B
Je geeft antwoord op de 5W's en H-vraag.
C
Je maakt dan een goede indeling van de tekst.
D
Je kunt beter nadenken over je tekstdoel en publiek.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voordat je begint met schrijven, denk je na over de inhoud van je verslag. Je kunt hiervoor gebruikmaken van de 5 W-vragen en 1 H-vraag: 

wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe? 


5W+1H
Vraag

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vis
Kop
Romp
Staart
De indeling van het verslag.

Slide 17 - Tekstslide

De vis: de titel in de bovenste vin. Verdeling in kop, lijf en staart.
schrijfschema

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Titel
Inleiding
Kern
Slot
Bijvoorbeeld 'Mijn stageverslag'
Introductie van het onderwerp
Een samenvatting of een conclusie.
Je vertelt verschillende dingen over het onderwerp

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Welke zinnen zijn niet zakelijk genoeg?
  2. Welke zinnen bevatten onnodige informatie?
  3. Wat is er nog meer niet goed?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt een leesbaar verslag schrijven. Hoe doe je dat?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt een leesbaar verslag schrijven. Hoe doe je dat? (1)
1. Begin niet elke zin hetzelfde. Bijvoorbeeld niet elke keer meer het onderwerp beginnen.

Dus niet:
Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.


Gebruik voegwoorden! Begin eens met een  ander zinsdeel.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt een leesbaar verslag schrijven. Hoe doe je dat? (2) 
2.  Je tekst is duidelijk geformuleerd:
  • Je kiest dus de goede woorden.
  • Je zinnen hebben een duidelijk begin (hoofdletter) en een punt aan het eind.
  • Je zinnen zijn niet te lang (2F = max. 20 woorden).
  • Je maakt alinea's (inleiding, middenstuk en slot)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TAALVERZORGING: punt, vraagteken en uitroepteken zijn op de juiste manier gebruikt.
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt een leesbaar verslag schrijven. Hoe doe je dat? (3) 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herschrijf:
Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

TAALVERZORGING: elke zin begint met een hoofdletter.
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

TAALVERZORGING: punt, vraagteken en uitroepteken zijn op de juiste manier gebruikt.
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je dit met een hoofdletter?
amerikaanse
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je dit met een hoofdletter?
burgemeester
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je dit met een hoofdletter?
februari
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je dit met een hoofdletter?
de heer f. vonk
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je dit met een hoofdletter?
groningen
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je dit met een hoofdletter?
moslim
A
ja
B
nee

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je dit met een hoofdletter?
russische man
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je dit met een hoofdletter?
suikerfeest
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je dit met een hoofdletter?
god
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf je VAN met een hoofdletter?
meneer van Dam
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben we gedaan?
  • Herhalen werkwoordspelling + voltooid deelwoord erbij
  • Herhalen: schrijfplan/indeling van een tekst
  • Theorie Schrijven 2F hoofdstuk 2. 4 Verslag en notulen
  • Oefenen met opdrachten over hoe je een goed verslag schrijft.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag met 2.4: opdracht 3 uit Nu Nederlands = inleveren!

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies