Dat of wat?
dat: als je verwijst naar een het-woord: 'Het huis dat daar staat ...'
wat: als je verwijst naar...
... een overtreffende trap
(mooiste/beste/grootste)
'Het mooiste meisje wat ik ooit heb gezien, is mijn eigen vrouw.'
... een onbepaald voornaamwoord
(enige, iets, niets, alles)
'Alles wat jij zegt, vind ik onzin, zei mijn vrouw.'
... een hele zin (Hij ging weg, wat ik wel jammer vind.)
'Mijn vrouw is vorige week geëmigreerd, wat ik wel een verrassende zet vind, temeer daar we nog maar twee weken getrouwd zijn.