Bol 1 Lesweek 3 (2b) Aan de slag met een lange tekst + Taalverzorging 2.1, 2.2 en 2.3

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen: tegenwoordige tijd en verleden tijd.
Uitleg: voltooide tijd
Zelf aan de slag met het schrijven van een lange tekst
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen: tegenwoordige tijd en verleden tijd.
Uitleg: voltooide tijd
Zelf aan de slag met het schrijven van een lange tekst

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen: tegenwoordige tijd
De stam-regel: 
  • Je vindt de stam als je -en of -n van het werkwoord afhaalt.
  • Bij een dubbele medeklinker moet er een klinker af. (staan -sta)
  • Bij een lange klank moet er een klinker bij (vragen - vraag)

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen: tegenwoordige tijd
De stam+ t-regel: 
  • Je stam +t-regel gebruik je ALLEEN in de tegenwoordige tijd.
  • Je zoekt eerst de stam van het werkwoord.
  • Daarna zet je er een t achter in het ENKELVOUD bij hij, zij en het (of woorden die je daarvoor in de plaats kunt zetten).
  • Eindigt de stam al met een t, dan komt er geen t meer bij.
  • Er komt ook geen t bij als je of jij ACHTER de stam staat.

Slide 3 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
(snijden) Bij het scheren ...... ik me soms in de wang.

Slide 4 - Open vraag

Tegenwoordige tijd
(vergoeden) De verzekering... de schade wel

Slide 5 - Open vraag

Tegenwoordig tijd
(aanbieden) .......jij je hulp aan?

Slide 6 - Open vraag

Tegenwoordige tijd
(beschouwen) Hij .... me nog steeds als een kind.

Slide 7 - Open vraag

Herhalen: de verleden tijd
  •  De stam + te(n) of de(n)-regel komt alleen voor in de VERLEDEN tijd.
  • Je zoekt eerst de STAM.
  • Je kijk naar de laatste letter van de stam
  • Eindigt die WEL op een letter uit 't ex-kofschip, dan -te(n).
  • Eindigt die NIET op een letter uit 't ex-kofschip, dan -de(n).

Slide 8 - Tekstslide

Verleden tijd
(oprapen) Het meisje ....... een euro van de straat op.

Slide 9 - Open vraag

Verleden tijd
(raden) Wij ..... naar het antwoord.

Slide 10 - Open vraag

Verleden tijd
(schudden) Zij ..... haar hoofd toen ze een onvoldoende voor haar proefwerk had gekregen.

Slide 11 - Open vraag

Verleden tijd
(zweven) In mijn droom ..... ik boven de aarde.

Slide 12 - Open vraag

Verleden tijd
(heten) Hoe zij ......., wist eigenlijk niemand.

Slide 13 - Open vraag

Nieuwe lesstof: voltooide tijd
  • In de voltooide tijd staan er meer werkwoorden in de zin. Bijvoorbeeld:  
  • Ik heb de rekening betaald.
  • De jongen is verdwaald.
  • Hij is direct naar huis gegaan.
  •  Ik heb urenlang gefietst.
  • Door het voltooid deelwoord langer te maken, hoor je of het met een -d of -t eindigt.
  • De betaalde rekening, de verdwaalde jongen, de gefietste uren.

Slide 14 - Tekstslide

Hele werkwoord is REIZEN. Voltooide tijd is:
A
gereist
B
gereisd
C
gereizt
D
gereizd

Slide 15 - Quizvraag

Voltooide tijd
Wat is er verander..... aan je werkhouding sinds gisteren?
A
veranderd
B
verandert
C
veranderde
D
veranderdt

Slide 16 - Quizvraag

Voltooide tijd
Wie heeft de vraag eerlijk beantwoor....over je leeftijd?

A
beantwoord
B
beantwoort
C
beantwoordt
D
beantwoorde

Slide 17 - Quizvraag

Voltooide tijd
(verbreden) Het fietspad is vorig jaar ........
A
verbred
B
verbreed
C
verbreedt
D
Verbeet

Slide 18 - Quizvraag

Voltooide tijd
(verwijderen) Bart werd uit de klas .....
A
verwijderd
B
verwijderd
C
verwijdert
D
verwijderen

Slide 19 - Quizvraag

voltooide tijd
(omhakken) Hebben jullie die boom nu al ........
A
omgehakt
B
geomhakt
C
omgehakd
D
geomhakd

Slide 20 - Quizvraag

Met behulp van je schrijfplan, werk je de deelonderwerpen uit. Je schrijft per deelonderwerp (alinea) minimaal vier zinnen.)
Ik krijg van je:
  1. Je schrijfplan.
  2. Je uitgewerkte deelonderwerpen.
  3. Deel het Worddocument met: AZ.Verschoor@tcrmbo.nl

Slide 21 - Tekstslide