H3 SS5 Theme 6 E

Welcome H3


Week 6 - Lesson 4
Grammar


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome H3


Week 6 - Lesson 4
Grammar


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Be ready to work in 2 minutes !
- Take off your jacket!
- Book, pen & notebook on the table
- Mobile in your bag
- Bag on the floor

- No. You may not go to the toilet! 
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Today's class
At the end of this class I...
  • ... know when to use articles and when not.
  • ... can use use ‘like’ and ‘as’ correctly. 

Slide 4 - Tekstslide

Grammar 16 & 17, page 89

Slide 5 - Tekstslide

Articles + like/ as

Slide 6 - Tekstslide

Articles: The
We kennen in het Nederlands drie lidwoorden: de, het, een.
In het Engels zijn er twee lidwoorden: the, a.

Vandaag gaan we meer leren over het gebruik van the, dit wordt in het Nederlands vertaald met de of het.

Let op: In het Engels wordt niet altijd een lidwoord gebruikt!

Slide 7 - Tekstslide

The wordt niet gebruikt bij:
  • Jaargetijden
  • Maaltijden
  • Leden van een groep
  • both, all en most
  • Voor: titels
  • Aardrijkskundige plekken
  • Vaste uitdrukkingen 
The wordt wel gebruikt bij: 
  • Als het gaat over iets specifieks of bijzonders!
  • Als het gaat over een hele groep.
  • Als een naam zelf een lidwoord bevat.
  • In sommige vast uitdrukkingen (TB, blz. 171)

Slide 8 - Tekstslide

LIKE / AS

Like en as worden gebruikt om een vergelijking te maken tussen twee mensen of dingen. 

Slide 9 - Tekstslide

LIKE
Like wordt gebruikt om iets te zeggen over zelfstandig naamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.

Dit betekent dat je like gebruikt om iets te zeggen over:
- Hoe een persoon of ding iets doet.
- Hoe een persoon of ding eruit ziet.


Slide 10 - Tekstslide

Iranian student looks just like Messi

Slide 11 - Tekstslide

As
As gebruik je voor bijzinnen en in combinatie met voorzetsels.

Dit betekent dat je as gebruikt om iets te zeggen over:
- Waarvoor iets gebruikt wordt.
- Het beroep dat iemand beoefent.
- De tijd waarin iets gebeurt.

Slide 12 - Tekstslide

Football player Maradonna was also known as pluisje, because he used to be so light.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden
Like:
It fits like a glove. (hoe iets gedaan wordt)
She is acting like a queen. (hoe iets gedaan wordt)
As:
As in the past year, I am going to France. (voorzetsel: in)
I work as a teacher at an elementary school. (beroep: teacher)

Slide 14 - Tekstslide

Let's work!
timer
12:00
Exercise 11
page 32
Exercise 12
page 33

Slide 15 - Tekstslide

KEY exercise 11 & 12, page 32/33
Exercise 11






  1. the
  2. the
Exercise 12
  1. like
  2. as
  3. as
  4. like
  5. like
  6. As
  7. like
  8. as
  9. As
  10. like/ as

Slide 16 - Tekstslide

I know when to use articles and when not.
I can use use ‘like’ and ‘as’ correctly.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Homework
Do:
- Exercise 13, page 33/34

Learn/ study:
- Grammar 16 & 17, page 89

Slide 18 - Tekstslide