AG1B 6 april.

Vandaag in de les
We ontkomen er niet aan: de nieuwsquiz.
grammatica.


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Vandaag in de les
We ontkomen er niet aan: de nieuwsquiz.
grammatica.


Slide 1 - Tekstslide

Tot nu toe
Hebben we het zelfstandig naamwoord, lijdend voorwerp, lidwoorden, voorzetsels en het meewerkend voorwerp behandeld.

Vandaag gaan we deze herhalen.
En dan volgende week de oefentoets. 


Slide 2 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan. 
Zoek eerst de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.



Het geeft aan voor wie/aan wie iets bestemd is.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Om het meewerkend voorwerp te vinden stellen we de volgende vraag:
A
Aan/voor wie + onderwerp
B
Aan/voor wie + wwgezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
C
Wat + wwgezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
D
Lijdend voorwerp + persoonsvorm

Slide 5 - Quizvraag

Die overtreding kostte hem een gele kaart
A
Overtreding
B
Gele kaart
C
Hem
D
Kostte

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
Het vakantiewerk heeft ons 50 euro opgeleverd
A
Het vakantiewerk
B
Ons
C
Opgeleverd
D
50 euro

Slide 7 - Quizvraag

Heb je voor mij ook een blikje meegebracht.

A
Een blikje
B
Je
C
Meegebracht
D
Voor mij

Slide 8 - Quizvraag

Voorzetsels
Ezelsbruggetje:
Kom je er niet uit? Dan kun je er altijd het huis, de kast of het feest achter zetten.

Zij staat voor het huis.
Hij is in het huis.
Moeder zit achter het huis.

Slide 9 - Tekstslide

 Let op.
Soms heb je te maken met een scheidbaar werkwoord en niet met een voorzetsel! Het werkwoord bestaat dan uit twee delen.

Daphne blaast in haar eentje de slingers op.
WW: Opblazen.
De meisjes kijken elkaar verbaasd aan.
WW: Aankijken


Slide 10 - Tekstslide

Pleun wilde de hond met de rode stip.
A
Hond
B
Met
C
Rode
D
Pleun

Slide 11 - Quizvraag

Hij wilde niet op mijn voorstel ingaan.
A
Hij wilde
B
Niet
C
Op
D
Mijn voorstel

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het voorzetsel

De jongen somt de lesstof op.
A
Op
B
De jongen
C
Somt
D
Geen voorzetsel maar een scheidbaar ww.

Slide 13 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over ....?



Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
1. De blauwe trui is kapot.
2. De rode auto.
3. Het oude flatgebouw staat op instorten.


Slide 15 - Tekstslide

Oude
Gele
Hond
Vieze
Auto
Hem
Tekst
Dikke
Maken
Druif
Mazda
Interview
Vriendelijke
Bijv. Naamw.
Anders

Slide 16 - Sleepvraag

Huiswerk voor 13 april
Zie Worddocument in Magister.

Slide 17 - Tekstslide