Normaliteit en abnormaliteit: Wat is het verschil?

NORMAAL
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NCZSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

NORMAAL

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je beoordelen wat normaliteit en abnormaliteit is en in welke situaties deze termen van toepassing zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Leg het leerdoel duidelijk uit aan de studenten zodat zij weten wat ze aan het einde van de les moeten kunnen.
Wat weet jij al over normaliteit en abnormaliteit?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Discussie: Wat is normaal?
Laat de studenten in groepen discussiëren over wat zij als normaal beschouwen en waarom. Bespreek gezamenlijk de uitkomsten.

Slide 4 - Tekstslide

Laat de studenten in groepjes discussiëren over wat zij als normaal beschouwen en waarom. Bespreek de uitkomsten gezamenlijk.
ONTSTAAN
Het begrip 'normaliteit' heeft zijn oorsprong in het Latijnse woord 'normalis', wat 'volgens de norm' betekent. Het werd voor het eerst gebruikt in de 17e eeuw in de wiskunde, waar het verwees naar een lijn of vlak die loodrecht stond op een ander oppervlak.

Later werd het begrip 'normaliteit' ook gebruikt in andere wetenschappelijke disciplines, zoals de fysica en de scheikunde, om te verwijzen naar de standaard of ideale conditie van een bepaald fenomeen of proces.
In de 19e eeuw werd het begrip "normaliteit" ook toegepast op de menselijke maatschappij en gedrag. Het idee was dat er een bepaalde normale of ideale manier van leven was, en dat afwijkingen daarvan als abnormaal of afwijkend werden beschouwd.
Het concept van normaliteit heeft echter ook een donkere kant. In de vroege 20e eeuw werd het gebruikt om bepaalde groepen mensen uit te sluiten of te discrimineren, zoals mensen met een handicap, homoseksuelen, etnische minderheden en anderen die niet voldeden aan de heersende normen van de maatschappij.
Tegenwoordig wordt het begrip "normaliteit" vaak in twijfel getrokken en bekritiseerd omdat het vaak gebaseerd is op een beperkt en normatief perspectief. In plaats daarvan wordt vaak gepleit voor een meer inclusieve en pluralistische benadering van diversiteit en verschil.



Slide 5 - Tekstslide

Geef de definities van de termen normaliteit en abnormaliteit.
VISIES
In de filosofie, sociologie en psychologie zijn er verschillende visies op normaliteit en abnormaliteit. Hieronder zal ik een overzicht geven van enkele belangrijke perspectieven.

Filosofie:
Binnen de filosofie wordt er gedebatteerd over wat normaliteit en abnormaliteit betekent en of deze begrippen überhaupt wel bestaan. Sommige filosofen stellen dat er geen objectieve definitie van normaliteit of abnormaliteit bestaat, maar dat deze begrippen afhankelijk zijn van culturele en historische contexten. Andere filosofen zien normaliteit en abnormaliteit als subjectieve beoordelingen, die afhankelijk zijn van individuele normen en waarden.
Sociologie:
Binnen de sociologie wordt normaliteit en abnormaliteit vaak bestudeerd vanuit een sociaal-cultureel perspectief. Hierbij wordt onderzocht hoe sociale normen en waarden, culturele tradities en machtsverhoudingen bepalen wat als normaal en wat als abnormaal wordt gezien. Sociologen stellen dat de samenleving invloed heeft op onze perceptie van wat als normaal en abnormaal wordt beschouwd en dat deze percepties veranderen over tijd en tussen culturen.
Psychologie:
Binnen de psychologie zijn er verschillende benaderingen voor het bepalen van wat als normaal en abnormaal wordt beschouwd. Hieronder worden enkele veelvoorkomende benaderingen beschreven:
Statistische benadering: Hierbij wordt abnormaliteit gedefinieerd als gedrag dat statistisch gezien zeldzaam is. Als een bepaald gedrag of symptoom bijvoorbeeld bij minder dan 5% van de bevolking voorkomt, kan dit als abnormaal worden beschouwd.
Medische benadering: Deze benadering gaat ervan uit dat abnormaliteit kan worden gezien als een ziekte of stoornis. Hierbij wordt er gekeken naar de symptomen die iemand vertoont en wordt er geprobeerd deze te classificeren in bepaalde categorieën, zoals depressie, angststoornissen of schizofrenie.
Functionele benadering: Hierbij wordt gekeken naar hoe bepaald gedrag of symptomen functioneren in de context waarin ze voorkomen. Als het gedrag of de symptomen bijvoorbeeld leiden tot problemen op het gebied van werk, relaties of dagelijks functioneren, kan dit als abnormaal worden beschouwd.
Cultureel-relativistische benadering: Deze benadering gaat ervan uit dat er geen objectieve definitie van normaliteit of abnormaliteit bestaat en dat deze begrippen afhankelijk zijn van de culturele context. Hierbij wordt gekeken naar hoe bepaald gedrag of symptomen worden gezien binnen de cultuur waarin iemand leeft en wordt er geprobeerd om dit gedrag of deze symptomen te begrijpen vanuit deze culturele context.
Het is belangrijk om op te merken dat deze benaderingen niet noodzakelijk uitsluiten elkaar, maar elkaar vaak overlappen en aanvullen. Abnormaliteit kan bijvoorbeeld worden bepaald op basis van statistische, medische en functionele criteria, terwijl tegelijkertijd de culturele context van invloed kan zijn op hoe dit gedrag of deze symptomen worden gez







Slide 6 - Tekstslide

Beschrijf hoe culturele invloeden van invloed zijn op de definities van normaliteit en abnormaliteit.
Filosofische visies
Er zijn verschillende filosofische visies op normaliteit en abnormaliteit. Bespreek deze visies met de studenten en laat hen hierover nadenken:
Philosophy offers various views on normality and abnormality, some of which are discussed below:
Essentialism: This view holds that there is a fixed essence of what is normal or abnormal, which is determined by some objective criteria. For example, some might argue that being heterosexual is normal, while being homosexual is abnormal.
Existentialism: This view holds that there is no objective standard for normality or abnormality, but rather, each individual defines what is normal or abnormal for themselves. According to this view, what is normal for one person might be abnormal for another.
Social Constructionism: This view holds that normality and abnormality are social constructs that are created and maintained by society. According to this view, what is considered normal or abnormal can vary depending on the cultural and historical context.
Medical Model: This view holds that abnormality is a medical condition that can be diagnosed and treated. According to this view, abnormal behavior is caused by some underlying psychological or biological dysfunction.
Humanistic Psychology: This view emphasizes the subjective experience of the individual and focuses on personal growth and self-actualization. According to this view, abnormality is a failure to achieve one's full potential and is not necessarily a medical condition.
Postmodernism: This view challenges the idea that there is a fixed and objective reality, and instead emphasizes the importance of multiple perspectives and interpretations. According to this view, normality and abnormality are socially constructed and subject to change over time.
Overall, philosophy offers a range of views on normality and abnormality, each of which provides a different perspective on how these concepts should be understood and approached.







Slide 7 - Tekstslide

Bespreek de verschillende filosofische visies op normaliteit en abnormaliteit met de studenten en laat hen hierover nadenken.
Psychische aandoeningen
Bij psychische aandoeningen wordt er vaak gesproken over normaliteit en abnormaliteit. Het is belangrijk om te begrijpen dat deze termen niet altijd van toepassing zijn bij psychische aandoeningen.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit waarom de termen normaliteit en abnormaliteit niet altijd van toepassing zijn bij psychische aandoeningen.
Stigma's
Het gebruik van de termen normaliteit en abnormaliteit kan stigmatiserend werken. Het is belangrijk om hier bewust van te zijn en te zorgen dat er geen vooroordelen ontstaan.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit waarom het gebruik van de termen normaliteit en abnormaliteit stigmatiserend kan werken en hoe vooroordelen voorkomen kunnen worden.
Beoordelen
Het beoordelen van wat normaal en abnormaal is, is afhankelijk van de situatie. Het is belangrijk om te kijken naar de context en de omstandigheden waarin iets plaatsvindt.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit hoe het beoordelen van normaliteit en abnormaliteit afhankelijk is van de situatie.
Voorbeelden
Laat voorbeelden zien van situaties waarin het beoordelen van normaliteit en abnormaliteit belangrijk is. Bespreek deze voorbeelden met de studenten.

Slide 11 - Tekstslide

Geef voorbeelden van situaties waarin het beoordelen van normaliteit en abnormaliteit belangrijk is. Bespreek deze voorbeelden met de studenten.
Opdracht: Beoordelen van situaties
Stap 1: Definieer de context van de situatie

Voordat u normaliteit kunt toepassen op een situatie, moet u de context van de situatie begrijpen. Wat is er aan de hand? Wie zijn de betrokkenen? Wat zijn de omstandigheden?
Stap 2: Definieer de norm
Als u de context van de situatie begrijpt, kunt u beginnen met het definiëren van de norm. Wat is de normale gang van zaken in deze situatie? Wat wordt er van de betrokkenen verwacht?
Stap 3: Identificeer afwijkingen
Nu u de norm kent, kunt u beginnen met het identificeren van afwijkingen. Zijn er bepaalde gedragingen of gebeurtenissen die afwijken van wat als normaal wordt beschouwd?
Stap 4: Bepaal de impact van de afwijking
Niet alle afwijkingen zijn even ernstig. Bepaal de impact van de afwijking op de situatie en de betrokkenen. Is het een kleine afwijking die weinig of geen impact heeft, of is het een grote afwijking die de situatie kan veranderen?
Stap 5: Beslis over verdere actie
Als de afwijking een significante impact heeft op de situatie en de betrokkenen, is verdere actie misschien nodig. Dit kan variëren van simpelweg het communiceren van de afwijking aan de betrokkenen tot het nemen van formele maatregelen.
Stap 6: Evalueer het resultaat
Na het nemen van verdere actie, moet u het resultaat evalueren. Heeft de actie de situatie verbeterd? Is er nog steeds sprake van afwijkingen van de norm? Zo ja, moet u verdere actie ondernemen.










Slide 12 - Tekstslide

Geef de studenten de opdracht om in groepjes situaties te beoordelen en bespreek de uitkomsten gezamenlijk.
Wanneer is iets abnormaal?
Laat de studenten nadenken over wanneer iets als abnormaal kan worden beschouwd en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn. Bespreek gezamenlijk de uitkomsten.

Slide 13 - Tekstslide

Laat de studenten nadenken over wanneer iets als abnormaal kan worden beschouwd en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn. Bespreek de uitkomsten gezamenlijk.
Einde van de les
Bedank de studenten voor hun aandacht en geef aan waar de volgende les over zal gaan.

Slide 14 - Tekstslide

Bedank de studenten voor hun aandacht en geef aan waar de volgende les over zal gaan.
Bronnen
Geef de bronnen weer die gebruikt zijn tijdens de les en eventueel aanbevolen literatuur voor verdere verdieping.

Slide 15 - Tekstslide

Geef de bronnen weer die gebruikt zijn tijdens de les en eventueel aanbevolen literatuur voor verdere verdieping.
Stap 1: Definieer de context van de situatie

Voordat u normaliteit kunt toepassen op een situatie, moet u de context van de situatie begrijpen. Wat is er aan de hand? Wie zijn de betrokkenen? Wat zijn de omstandigheden?
Stap 2: Definieer de norm
Als u de context van de situatie begrijpt, kunt u beginnen met het definiëren van de norm. Wat is de normale gang van zaken in deze situatie? Wat wordt er van de betrokkenen verwacht?
Stap 3: Identificeer afwijkingen
Nu u de norm kent, kunt u beginnen met het identificeren van afwijkingen. Zijn er bepaalde gedragingen of gebeurtenissen die afwijken van wat als normaal wordt beschouwd?
Stap 4: Bepaal de impact van de afwijking
Niet alle afwijkingen zijn even ernstig. Bepaal de impact van de afwijking op de situatie en de betrokkenen. Is het een kleine afwijking die weinig of geen impact heeft, of is het een grote afwijking die de situatie kan veranderen?
Stap 5: Beslis over verdere actie
Als de afwijking een significante impact heeft op de situatie en de betrokkenen, is verdere actie misschien nodig. Dit kan variëren van simpelweg het communiceren van de afwijking aan de betrokkenen tot het nemen van formele maatregelen.
Stap 6: Evalueer het resultaat
Na het nemen van verdere actie, moet u het resultaat evalueren. Heeft de actie de situatie verbeterd? Is er nog steeds sprake van afwijkingen van de norm? Zo ja, moet u verdere actie ondernemen.










Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz: Normaliteit en abnormaliteit
Laat de studenten een quiz maken om hun kennis over normaliteit en abnormaliteit te testen.

Slide 17 - Tekstslide

Maak een quiz over normaliteit en abnormaliteit om de kennis van de studenten te testen.
Wat is normaliteit?
A
Een gedrag dat afwijkt van wat de meerderheid van de mensen doet
B
Een gedrag dat alleen voorkomt bij mensen met een psychische stoornis
C
Een gedrag dat overeenkomt met wat de meerderheid van de mensen doet
D
Een gedrag dat alleen voorkomt bij mensen zonder psychische stoornissen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een psychische stoornis?
A
Een aandoening die alleen voorkomt bij ouderen
B
Een aandoening die leidt tot significant lijden of beperkingen in het functioneren
C
Een aandoening die alleen voorkomt bij kinderen
D
Een aandoening die alleen voorkomt bij mannen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een symptoom van een angststoornis?
A
Verwardheid en desoriëntatie
B
Euforie en verhoogde energie
C
Onvrijwillige spierbewegingen en tics
D
Overmatige en aanhoudende angst en vermijdingsgedrag

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke reflectie
Laat de studenten reflecteren op wat zij geleerd hebben tijdens de les en hoe zij dit kunnen toepassen in hun dagelijkse leven.

Slide 21 - Tekstslide

Laat de studenten reflecteren op wat zij geleerd hebben tijdens de les en hoe zij dit kunnen toepassen in hun dagelijkse leven.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.