Wat is de verleden tijd van: brengen: ik .............
verbazen: hij ........
kloppen: het.........
Schrijf de stam en de ik-vorm in de tegenwoordige tijd:
schroeven -> stam: ............. ik vorm tt : .......... ik vorm vt: .............
antwoorden -> stam: ............. ik vorm tt: ........... ik vorm vt: .............
racen -> stam: ....... ik vorm tt: ........... ik vorm vt: ............