Lesbrief Arbeid H5 Werkloosheid

Arbeid - H5 Werkloosheid
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Arbeid - H5 Werkloosheid

Slide 1 - Tekstslide

Werkloosheid... Waar denk je aan?

Slide 2 - Woordweb

Je bent officieel werkloos als...

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Aanbod van arbeid: alle werkenden en werklozen tussen 15 jr en pensioenleeftijd die WILLEN EN KUNNEN werken

Bij elkaar opgeteld in een land= de beroepsbevolking

Let op!: Werklozen (die werk zoeken) bieden zich dus ook aan op de arbeidsmarkt en zorgen dus ook voor AANBOD VAN ARBEID!!

Slide 6 - Tekstslide

Vraag naar arbeid: alle bezette en onbezette arbeidsplaatsen bij bedrijven en overheid
Werkende zelfstandigen en werknemers zijn samen de werkgelegenheid.

Vacatures zijn banen waar werkgevers geen werknemers voor gevonden hebben.
Vraag naar arbeid: alle bezette arbeidsplaatsen en onbezette arbeidsplaatsen (vacatures) bij werkgevers (bedrijven en overheid)

De vraag naar arbeid noemen we ook wel de werkgelegenheid

Vacatures zijn onbezette arbeidsplaatsen. Werkgevers zoeken daar (nog) mensen voor!

Slide 7 - Tekstslide

Aanbod van arbeid=
Vraag naar arbeid
kleiner dan
Krappe arbeidsmarkt --> Moeilijk voor bedrijven om (geschikt) personeel te vinden --> lonen hoger!!

Slide 8 - Tekstslide

Aanbod van arbeid=
groter dan
Ruime arbeidsmarkt. Dus werkloosheid (Bedrijven vinden heel makkelijk werknemers (lonen niet te hoog!) en niet alle arbeiders zullen een baan vinden)
Vraag naar arbeid

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De leerdoelen van deze les...
1. Weten wanneer je als werkloze wordt aangemerkt
2. Soorten werkloosheid kunnen onderscheiden en verklaren
3. Oplossingen aandragen om werkloosheid te bestrijden
4. Begrippen rondom werkloosheid kennen (bb/werkloosheids% uitrekenen/ruime vs krappe arbeidsmarkt/loon-prijsspiraal)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Werkloosheid die ontstaat door automatisering komt vaak doordat lonen te hoog zijn.
Lonen kunnen niet omlaag aangepast worden. Dit heet....
A
loonflexibiliteit
B
loonrigiditeit
C
loonstarheid
D
loon-prijsspiraal

Slide 20 - Quizvraag

Conjuncturele werkloosheid
A
ontstaat als het consumentenvertrouwen daalt en er inflatie ontstaat
B
heeft te maken met het verplaatsen van de productie naar lage lonen landen
C
ontstaat als je langdurig op zoek bent en geen werk kunt vinden
D
heeft te maken met dalende bestedingen omdat de economische groei afneemt

Slide 21 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van ..... werkloosheid

Slide 22 - Tekstslide

Sandra is afgestudeerd en is op zoek naar een vacature in de zorg...
Dit is een voorbeeld van...
A
natuurlijke werkloosheid
B
frictiewerkloosheid
C
conjunctuurwerkloosheid
D
structuurwerkloosheid

Slide 23 - Quizvraag

In de winter heeft deze ijsverkoper geen werk, dat heet....

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Participatiegraad
                                                   beroepsbevolking
 participatiegraad:   _______________________________ x 100%
                                          beroepsgeschikte bevolking

Het deelnemingspercentage geeft aan hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking behoort tot de beroepsbevolking.
Beroepsgeschikte bevolking is iedereen tussen de 15 en 67 jaar.

Slide 26 - Tekstslide

Bruto en netto-participatiegraad

Bruto = werkenden + werklozen als percentage beroepsbevolking

Netto= werkenden  als percentage beroepsbevolking

Slide 27 - Tekstslide

p/a ratio
deeltijdfactor = aantal gewerkte uren / aantal uren voltijdbaan x 100
 p/a ratio = werkgelegenheid in personen /  werkgelegenheid in arbeidsjaren
arbeidsjaar = voltijdbaan, dus het aantal banen wanneer er alleen volledig zou worden gewerkt. 
p/a ratio is bijv 1,4 dan doen 140 personen samen 100 volledige banen. 
Hoe hoger de p/a ratio, hoe meer deeltijdwerkers.

Slide 28 - Tekstslide

 Hoe kan je de arbeidsproductiviteit laten stijgen (=meer produceren per arbeider per periode)???:

  • Beter opgeleide arbeiders (factor Arbeid)
  • Betere/ modernere/ snellere machines (factor   Kapitaal)
  • Betere arbeidsverdeling (iedere arbeider gaat een (deel-)taak doen waar die in is gespecialiseerd)
  • Hoger loon (of een bonus) bij een bepaalde prestatie/ productie


Slide 29 - Tekstslide

 Waarom wil je de arbeidsproductiviteit laten stijgen??


Je produceert dan met hetzelfde aantal arbeiders meer producten = meer producten terwijl je hetzelfde kwijt bent aan loon voor arbeiders!! = per product minder loonkosten!! = een lagere kostprijs. Je zou dus de verkoopprijs van het product ook wat kunnen verlagen en zo meer kunnen verkopen!! (denk ook aan onze internationale handel!!--> export)

Slide 30 - Tekstslide

Opgaven

Slide 31 - Tekstslide

Hoe zou de arbeidsproductiviteit verhoogd kunnen worden?

Slide 32 - Open vraag

De jaarlijkse productie van Iphones bedraagt 56 miljoen iPhones. Er zijn 2.000 werknemers in dienst. Wat is de arbeidsproductiviteit per jaar?

Slide 33 - Open vraag

De werkgelegenheid bestaat uit:
A
Werkende zelfstandigen, werkenden en vacatures
B
Werkende zelfstandigen en werkenden.
C
Werkenden en vacatures.
D
Werkenden.

Slide 34 - Quizvraag

Wanneer is de arbeidsmarkt krap?
Stijgt of daalt het loon dan?
A
Vraag is groter dan aanbod; loon daalt.
B
Vraag is kleiner dan aanbod; loon daalt.
C
Vraag is groter dan aanbod; loon stijgt.
D
Vraag is kleiner dan aanbod; loon stijgt.

Slide 35 - Quizvraag

Een arbeidsmarkt waarin de vraag naar personeel groter is dan het aanbod ervan.
A
een krappe arbeidsmarkt
B
een ruime arbeidsmarkt

Slide 36 - Quizvraag

Op een krappe arbeidsmarkt is er meer/minder werkloosheid dan op een ruime arbeidsmarkt.
A
Meer
B
Minder

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het totale aanbod van arbeid?

A
arbeiders
B
werklozen
C
beroepsbevolking
D
alle werkenden

Slide 38 - Quizvraag

Hoe worden mensen met een tijdelijk arbeidscontract ook wel genoemd?
A
flexwerkers
B
jaarwerkers
C
klokwerkers
D
nul urencontract

Slide 39 - Quizvraag

Huiswerk:
Maken deel 1 - opdracht 5.1 t/m 5.6 blz 59
Maken deel 2 - opdracht 5.7 t/m 5.12 blz 63

Slide 40 - Tekstslide

Ik vond deze les...
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 41 - Poll