Lesbrief werk en werkloosheid

Lesbrief Werk en Werkloosheid hoofdstuk 1 en 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesbrief Werk en Werkloosheid hoofdstuk 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Aanbod van arbeid: alle werkenden en werklozen tussen 15 jr en pensioenleeftijd die WILLEN EN KUNNEN werken

Bij elkaar opgeteld in een land= de beroepsbevolking

Let op!: Werklozen (die werk zoeken) bieden zich dus ook aan op de arbeidsmarkt en zorgen dus ook voor AANBOD VAN ARBEID!!

Slide 3 - Tekstslide

Vraag naar arbeid: alle bezette en onbezette arbeidsplaatsen bij bedrijven en overheid
Werkende zelfstandigen en werknemers zijn samen de werkgelegenheid.

Vacatures zijn banen waar werkgevers geen werknemers voor gevonden hebben.
Vraag naar arbeid: alle bezette arbeidsplaatsen en onbezette arbeidsplaatsen (vacatures) bij werkgevers (bedrijven en overheid)

De vraag naar arbeid noemen we ook wel de werkgelegenheid

Vacatures zijn onbezette arbeidsplaatsen. Werkgevers zoeken daar (nog) mensen voor!

Slide 4 - Tekstslide

Participatiegraad
                                                   beroepsbevolking
 participatiegraad:   _______________________________ x 100%
                                          beroepsgeschikte bevolking

Het deelnemingspercentage (= participatiegraad) geeft aan hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking behoort tot de beroepsbevolking.
Beroepsgeschikte bevolking is iedereen tussen de 15 en 67 jaar.

Slide 5 - Tekstslide

i/a ratio
Inactieven: (uitgedrukt als volledige uitkering)
Mensen met een uitkering.
Actieven: (uitgedrukt als volledige baan)
Mensen met een betaalde baan.
i/a ratio: verhouding tussen de inactieven en actieven.
Formule:
(𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑖𝑛𝑎𝑐𝑡𝑖𝑒𝑣𝑒𝑛)/(𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑎𝑐𝑡𝑖𝑒𝑣𝑒𝑛) x 100

Slide 6 - Tekstslide

p/a ratio
deeltijdfactor = aantal gewerkte uren / aantal uren voltijdbaan x 100
 p/a ratio = werkgelegenheid in personen /  werkgelegenheid in arbeidsjaren
arbeidsjaar = voltijdbaan, dus het aantal banen wanneer er alleen volledig zou worden gewerkt. 
p/a ratio is bijv 1,4 dan doen 140 personen samen 100 volledige banen. 
Hoe hoger de p/a ratio, hoe meer deeltijdwerkers.

Slide 7 - Tekstslide

ARBEIDSPRODUCTIVITEIT=

De productie per werknemer in een bepaalde periode. Dit kan gemeten zijn in aantal stuks of in de waarde van de productie.

Voor het hele land bereken je de arbeidsproductiviteit door:
                              productiewaarde 
                              werkgelegenheid

Slide 8 - Tekstslide

 Hoe kan je de arbeidsproductiviteit laten stijgen (=meer produceren per arbeider per periode)???:

  • Beter opgeleide arbeiders (factor Arbeid)
  • Betere/ modernere/ snellere machines (factor   Kapitaal)
  • Betere arbeidsverdeling (iedere arbeider gaat een (deel-)taak doen waar die in is gespecialiseerd)
  • Hoger loon (of een bonus) bij een bepaalde prestatie/ productie


Slide 9 - Tekstslide

 Waarom wil je de arbeidsproductiviteit laten stijgen??


Je produceert dan met hetzelfde aantal arbeiders meer producten = meer producten terwijl je hetzelfde kwijt bent aan loon voor arbeiders!! = per product minder loonkosten!! = een lagere kostprijs. Je zou dus de verkoopprijs van het product ook wat kunnen verlagen en zo meer kunnen verkopen!! (denk ook aan onze internationale handel!!--> export)

Slide 10 - Tekstslide

productie = inkomen
Kapitaal > rente en winst
Arbeid > loon
Natuur > pacht
Ondernemerschap > Winst

Dus door te produceren met behulp van de productiefactoren wordt er inkomen verdiend.
Inkomen = productie

Slide 11 - Tekstslide

Opgaven

Slide 12 - Tekstslide

Hoe zou de arbeidsproductiviteit verhoogd kunnen worden?

Slide 13 - Open vraag

De jaarlijkse productie van Iphones bedraagt 56 miljoen iPhones. Er zijn 2.000 werknemers in dienst. Wat is de arbeidsproductiviteit per jaar?

Slide 14 - Open vraag

De werkgelegenheid bestaat uit:
A
Werkende zelfstandigen, werkenden en vacatures
B
Werkende zelfstandigen en werkenden.
C
Werkenden en vacatures.
D
Werkenden.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het totale aanbod van arbeid?

A
arbeiders
B
werklozen
C
beroepsbevolking
D
alle werkenden

Slide 16 - Quizvraag

Door vergrijzing wordt de i/a ratio?
A
groter
B
kleiner

Slide 17 - Quizvraag

Hoe berekenen wij de i/a-ratio?
A
(Actieven / Inactieven)
B
(Inactieven / Actieven)
C
(Actieven / Inactieven) x 100
D
(Inactieven / Actieven) x 100

Slide 18 - Quizvraag

Hoe berekenen wij de i/a-ratio?
A
(Actieven / Inactieven)
B
(Inactieven / Actieven)
C
(Actieven / Inactieven) x 100
D
(Inactieven / Actieven) x 100

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de P/A ratio wanneer het aantal mensen met een deeltijdbaan stijgen?
A
Daalt de p/a ratio
B
Stijgt de P/A ratio

Slide 20 - Quizvraag

Hoe berekenen wij de i/a-ratio?
A
(Actieven / Inactieven)
B
(Inactieven / Actieven)
C
(Actieven / Inactieven) x 100
D
(Inactieven / Actieven) x 100

Slide 21 - Quizvraag

Hoe berekenen wij de i/a-ratio?
A
(Actieven / Inactieven)
B
(Inactieven / Actieven)
C
(Actieven / Inactieven) x 100
D
(Inactieven / Actieven) x 100

Slide 22 - Quizvraag

In NL stijgt de AOW-leeftijd. Waarom daalt de i/a-ratio?
A
Actieven dalen, inactieven stijgen
B
Actieven dalen, inactieven dalen
C
Actieven stijgen, inactieven dalen
D
Actieven stijgen, inactieven stijgen

Slide 23 - Quizvraag