Je weet hoe het rijk van de Franken ontstond, groeide en uiteenviel.
Je kunt uitleggen wat feodale verhoudingen in het bestuur zijn.
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Deelvragen
Je weet hoe het rijk van de Franken ontstond, groeide en uiteenviel.
Je kunt uitleggen wat feodale verhoudingen in het bestuur zijn.
Slide 1 - Tekstslide
Onrustige tijden in Europa
500-800
Veel volken trokken het Romeinse Rijk binen en er ontstonden nieuwe Germaanse koninkrijken
Er waren veel oorlogen
Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.
Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Franken
De Franken waren het machtigste Germaanse volk
Koning Clovis slaagde erin om koning te worden van alle Franken
Slide 4 - Tekstslide
Het Frankische Rijk
751-870
Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.
In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk
Slide 5 - Tekstslide
Karel op oorlogspad
Saksen
moslims in Spanje
Avaren (ruitervolk)
Longobarden (hielp Paus)
en werd daarom door Paus in 800 tot keizer gekroond
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Als je Karel de Grote vergelijkt met de Romeinse keizers. Welke overeenkomsten en welke verschillen zie je?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Video
Nu doen/huiswerk
maken Learnbeat 5.1 opdracht 1 t/m 3 (basisstof)
Slide 10 - Tekstslide
betrouwbaarheid bron bepalen
drie hulpvragen
Wanneer is de bron gemaakt?
Hoe kwam de maker van de bron aan zijn informatie?
Wat is de bedoeling van de maker van de bron?
vertelt over de gebeurtenis.
Bepalen of een bron betrouwbaar is, is vaak lastig. Een bron kan op het ene punt heel betrouwbaar lijken, maar op het andere juist niet.
Slide 11 - Tekstslide
nu doen:
Wat: Learnbeat 5.1 C: Opdracht 4 en 5
Hoe: je maakt de opdrachten alleen
In stilte!
Slide 12 - Tekstslide
Karolingische rijk
Het Frankische rijk onder Karel de Grote
Wordt tot (West-Romeinse) keizer gekroond door Paus Leo III
Is een christelijke vorst en laat al zijn onderdanen ook christelijk worden (ook veroverde onderdanen)
Grote delen onbewoond en dorpen lagen ver uit elkaar > moeilijk te besturen.
Karel D.G reist zelf rond in zijn rijk om te besturen en stuurt zendgraven om alles te controleren.
Slide 13 - Tekstslide
Het Karolingische rijk
(Circa 768)
Karel de Grote heeft het Frankische rijk van zijn vader overgenomen
Het rijk is echter te groot om efficiënt te kunnen besturen
Karel besluit zijn land uit te lenenaan loyale vrienden en benoemt ze tot Leenman
dit zijn hoge edelen zoals hertogen en graven
Slide 14 - Tekstslide
Het Karolingische rijk (Circa 788)
De vier leenmannen zweren allemaal een 'eed van trouw'
De leenmannen besturen het land nu zelf: ze mogen belasting heffen en moesten rechtspreken en zorgen voor veiligheid.
En als de koning ten oorlog gaat moeten zij ridders sturen om hem te ondersteunen
Slide 15 - Tekstslide
Welke 'rechten' hadden de leenmannen op het geleende land?
A
Belasting heffen
B
Rechtspreken
C
Soldaten leveren
D
Hogere positie aan het hof van Karel de Grote
Slide 16 - Quizvraag
Het Karolingische rijk (Circa 808)
De vier leenmannen vonden hun land alsnog te groot en verdeelden het ook weer
De nieuwe achter-leenmannen moesten een 'eed van trouw' zweren aan de persoon van wie ze het geleend hadden
en dus ook legers sturen als de leenman ten oorlog ging
Slide 17 - Tekstslide
Leenstelsel/feodaliteit
Leenstelsel/feodaliteit (politiek/economisch)
Het gebied wordt uitgeleend (niet weggegeven)
De persoon die het uitleent = leenheer
De persoon die het in leen krijgt = leenman
Dus.... 1 is een leenheer van 2 en 2 is een leenman van 1
Maar 2 is een leenheer van 3
Zo kan één persoon zowel leenheer als leenman zijn
Slide 18 - Tekstslide
Wat is nummer 1 van nummer 4
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 19 - Quizvraag
Wat is nummer 9 van nummer 10
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 20 - Quizvraag
Wat is nummer 5 van nummer 6
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Nu doen
Learnbeat 5.1- C opdracht 6 en 7
Slide 23 - Tekstslide
Vorige keer
Slide 24 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde van vroeger naar later?
A
Romeinen - Grote Volksverhuizingen - Franken
B
Franken - Grote Volksverhuizingen - Romeinen
C
Grote Volksverhuizingen - Franken - Romeinen
D
Franken - Romeinen - Grote Volksverhuizingen
Slide 25 - Quizvraag
De middeleeuwen kan je verdelen in de vroege en de late middeleeuwen
A
Waar
B
Niet waar
C
Weet ik niet
D
Ik heb niet opgelet
Slide 26 - Quizvraag
De tijd van monniken en ridders was van... tot ....
A
100 v.C.-500 (n.C.)
B
1000-1500
C
500-1000
D
1500-1600
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Wat is GEEN hulpvraag om de betrouwbaarheid van bronnen te controleren?
A
Wanneer is de bron gemaakt?
B
Hoe is de maker aan de informatie gekomen?
C
Met welke bedoeling is de bron gemaakt?
D
Waarover gaat de bron?
Slide 29 - Quizvraag
Karel de Grote was koning van het
A
Frankische rijk
B
Germaanse rijk
C
Saksische rijk
D
Romeinse Rijk
Slide 30 - Quizvraag
Karel de Grote is een
A
Leenman
B
Leenheer
Slide 31 - Quizvraag
Wat was het leenstelsel?
A
Een stelsel waarbij een leenheer land uitleende aan horigen
B
Een stelsel waarbij de koning zijn land onder de geestelijkheid verdeelde
C
Een stelsel waarbij een leenman zijn land aan een leenheer uitleende
D
Een stelsel waarbij een koning zijn land uitleende aan zijn ridders
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Zendgraven
Zendgraven maakten de wetten van de keizer bekend. Verder controleerden ze of de graven zich wel hielden aan het belasting betalen en het handhaven van de wetten.
Slide 35 - Tekstslide
Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.
Slide 36 - Quizvraag
Nummer 1 is de .... van nummer 2
A
Leenheer
B
Leenman
Slide 37 - Quizvraag
Wat is nummer 13 van nummer 2
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 38 - Quizvraag
Wat is nummer 1 van nummer 6
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 39 - Quizvraag
Hier staat Karel samen met een leenman, Het is een soort stripverhaal. Sleep jij de teksten naar de juiste plek?
Ik ben Karel
Ik ben een vazal
Dit is het leen
Ik zweer trouw
Slide 40 - Sleepvraag
Het leenstelsel is een ... systeem
A
politiek
B
juridisch
C
economisch
D
sociaal
Slide 41 - Quizvraag
Wat is het probleem van dit leenstelsel?
Slide 42 - Open vraag
Nog meer problemen met het leenstelsel...
Wat gebeurt er als de koning dood gaat?
Hertogen gaan het land als hun eigen beschouwen en niet meer als een 'leen'
Steeds vaker wordt het land op de zoon overgegeven (erfelijk)
Hertogen gaan zich zelf belangrijker vinden dan de koning
Slide 43 - Tekstslide
Karel en de Elegast
Slide 44 - Tekstslide
Het rijk van de karolingen valt uiteen.
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
De dood van Karel de Grote (814)
Zijn opvolger is Lodewijk de Vrome (814-840).
zoons kregen al ruzie toen Lodewijk de Vrome nog leefde
Na de dood van Lodewijk de Vrome valt het rijk uiteen.
Slide 47 - Tekstslide
Verdrag van Verdun (843)
Het Frankische Rijk wordt opgesplitst en verdeeld over de drie zonen van Lodewijk de Vrome.
-West-Frankische Rijk (Karel de Kale)
- Middenrijk (Lotharius I)
- Oost-Frankische Rijk (Lodewijk de Duitser)
Slide 48 - Tekstslide
onrustige tijden
Slide 49 - Tekstslide
Veranderingen na
Karel de Grote
Koningen werden gekozen door de edelen, waren meer gelijk: minder ontzag voor de koning
een koning wist niet zo goed wat er gebeurde in zijn gebied
hertogen en graven konden hun eigen gang gaan en zagen het leengebied als hun eigen grond.