In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Geschiedenis
Introductie
3.5 Het feodalisme
Geschiedenis
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen:
- Hoe het Frankische rijk is ontstaan.
- Hoe het leenstelsel werkte onder Karel de Grote.
- Wat zendgraven zijn
Slide 2 - Tekstslide
Rome
Rome
Rome
Middeleeuwen
Middeleeuwen
Middeleeuwen
Middeleeuwen
Middeleeuwen
Slide 3 - Sleepvraag
Wat zijn de "Middeleeuwen?"
A
Eeuwen die in het "midden" liggen
B
De eeuwen tussen de Griekse en Romeinse oudheid
C
De eeuwen die starten na de Renaissance
D
Eeuwen die tussen twee bloeiperiodes liggen
Slide 4 - Quizvraag
Welke kenmerken passen het beste bij de middeleeuwen?
A
Grote steden en langeafstandshandel
B
Weinig steden, nauwelijks handel
C
Romanisering
D
Landbouwsamenleving
Slide 5 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de afbeelding?
A
Horige
B
Domein
C
Herendiensten
D
Koninkrijk
Slide 6 - Quizvraag
Hiernaast zie je een domein. Wie was de baas van een domein?
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een landheer
D
de burgemeester
Slide 7 - Quizvraag
Leenstelsel
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Het Frankische Rijk valt uiteen
Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!
Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...
Slide 10 - Tekstslide
Wat zijn de voordelen van dit systeem van besturen?
Slide 11 - Open vraag
Wat zijn de nadelen van deze manier van besturen?
Slide 12 - Open vraag
Zet de namen op de juiste plek
Dit systeem noem je het:
Leenheer
Leenstelsel
Leenman/ Vazal
Achterleenman/ Achtervazal
Slide 13 - Sleepvraag
Zet de gebeurtenissen die leidden tot het verdwijnen van het gezag van de koning in de juiste volgorde
De zoons van Lodewijk de Vrome voeren onderling oorlog
Leenmannen zien hun gebied als erfelijk bezit
Leenmannen gedragen zich als onafhankelijke heersers
Karel de Grote voert het leenstelsel in
Slide 14 - Sleepvraag
Het leenstelsel na Karel de Grote
Slide 15 - Tekstslide
Eerst de naam:
De Middeleeuwen
De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.
Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode
Ongeveer tussen 500 en 1500
Vroege Middeleeuwen: 500-1000
Late Middeleeuwen: 1000-1500
Slide 16 - Tekstslide
Onrustige tijden in Europa
500-800
Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen.
Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.
Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer).
Slide 17 - Tekstslide
Het Frankische Rijk
751-870
Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.
In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Het leenstelsel
Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten
Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen.
Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme
Slide 20 - Tekstslide
Zendgraven
Zendgraven maakten de wetten van de keizer bekend. Verder controleerden ze of de leenmannen zich wel hielden aan het belasting betalen en het handhaven van de wetten.
Slide 21 - Tekstslide
Leenstelsel
De leenman van de koning kan zelf zijn land ook uitlenen.
De leenman wordt een leenheer
Om iedereen te controleren stuurt de koning Zendgraven rond
Slide 22 - Tekstslide
gelaagde samenleving; simpel en overzichtelijk; er is adel (de koning/leenheer en de vazallen/leenmannen en er zijn boeren.
Slide 23 - Tekstslide
Het Frankische Rijk valt uiteen
Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!
Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...
Slide 24 - Tekstslide
Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.
Slide 25 - Quizvraag
Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend op tijd opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.
Slide 26 - Quizvraag
Wat zijn zendgraven?
A
Iemand die namens de koning door het Rijk reisde en de leenmannen controleerde
B
Edelman die een gebied bestuurde voor zijn leenheer
C
Edelman die een deel van zijn gebied liet besturen door iemand anders
D
Een Middeleeuwse postbode
Slide 27 - Quizvraag
Feodalisme is hetzelfde als leenstelsel
A
niet waar
B
waar
Slide 28 - Quizvraag
➤Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout
Slide 29 - Quizvraag
➤Karel de Grote is in het systeem van het feodalisme de .....
A
leenheer
B
leenman
Slide 30 - Quizvraag
➤Wie is dit?
A
Karel de Kale
B
Karel de Kleine
C
Karel V
D
Karel de Grote
Slide 31 - Quizvraag
➤Karel de Grote leefde in de tijd van Grieken en Romeinen.
A
Goed
B
Fout
Slide 32 - Quizvraag
➤De Tijd van Monniken en Ridders is:
A
van 500-1000
B
van 1000-1500
C
hetzelfde als de Vroege Middeleeuwen
D
hetzelfde als de Late Middeleeuwen
Slide 33 - Quizvraag
➤Van wanneer tot wanneer duurde de middeleeuwen?
A
500-1300
B
800-1700
C
500-1500
D
500-1700
Slide 34 - Quizvraag
➤Wanneer waren de Vroege Middeleeuwen?
A
300 - 500 n.Chr
B
500 - 1000 n.Chr
C
1000 - 1300 n.Chr
D
1300 - 1500 n.Chr
Slide 35 - Quizvraag
➤Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.
Slide 36 - Quizvraag
➤Welke zin is juist?
A
In een leengebied konden meerdere domeinen liggen.
B
In elk leengebied lag één domein.
C
In een domein konden meerdere leengebieden liggen.