2hv Project 1 tekst maken over vakantie

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

2hv Project 1 tekst maken over vakantie

Deze lessonup oefenen we:

- vertellen waar naartoe je op vakantie bent gegaan

- welk vervoer

- met wie

- waar verbleven

Als eerst - herhaling werkwoorden

Présent

Passé Composé

Je suis

Je vais

Nous allons

On est

Je visite

Nous visitons

Je suis allé

on a été

J'ai visité

Nous sommes allés

On a visité

J'ai été

Je reste

Je suis resté

Herhaling, Vertaal naar het Frans =
1 Ik ben geweest
2 We zijn geweest (we = nous)
3 Ik ben gegaan

Wat zou de vertaling zijn van
''mijn familie heeft bezocht?"

1. Mon famille a visité
2. Ma famille ont visité
3. Ma famille a visité
4. Ma famille est visité

We gebruiken: Le Passé composé!

J'ai été = ik ben geweest

On a été / Nous avons été = wij zijn geweest

Ma famille a été = mijn familie is geweest

Je suis allé = ik ben gegaan

Nous sommes allés / On est allé = wij zijn gegaan

J'ai visité = ik heb bezocht

On a visité  / nous avons visité = we hebben bezocht

Ma famille a visité = mijn familie heeft bezocht

Je suis resté = ik ben verbleven

On est resté = we zijn verbleven

Oefenen met zinnen maken! Hoe?

1 Vertalen Frans - Nederlands (dit is je voorbeeld!)

2 Vertalen Nederlands - Frans! 

Vertaal naar het Nederlands:
Pendant les vacances, je suis allé en Italie.

Kies 1 van de 3 volgende zinnen om te vertalen. Gebruik blz 5 van je projectboekje.
1 Ik ben naar Tunesië geweest.
2 Tijdens de vakantie ben ik naar Nepal geweest.
3 Tijdens de vakantie zijn we naar Zuid-Afrika geweest.

1 Ik ben naar Tunesië geweest.

 

2 Tijdens de vakantie ben ik naar Nepal geweest.

3 Tijdens de vakantie zijn we naar Zuid-Afrika geweest.

1. J'ai été en Tunésie.

2 Pendant les vacances, j'ai été au Népal.

3 Pendant les vacances, on a été en Afrique du Sud

Kies 1 van de 3 volgende zinnen om te vertalen. Gebruik blz 6 van je projectboekje
1 Ik ben met de auto gegaan.
2 We zijn met het vliegtuig en de boot gegaan.
3 Ik ben met het vliegtuig gegaan. Daarna ben ik met de metro geweest.

1 Ik ben met de auto gegaan.

2 We zijn met het vliegtuig en de boot gegaan.

3 Ik ben met het vliegtuig gegaan. Daarna ben ik met de metro geweest.

1 Je suis allé en voiture.

2 On est allé en avion et en bateau.

3 Je suis allé en avion. Ensuite, je suis allé en métro.

Kies 1 van de volgende 2 zinnen om te vertalen. Gebruik blz 6 van je projectboekje.
1 Ik ben in een huis verbleven.
2 We zijn in een tent en in een eigen appartement verbleven.

1 Ik ben in een huis verbleven.

2 We zijn in een tent en in een eigen appartement verbleven.

1 Je suis resté dans une maison.

2 On est resté dans une tente et dans un propre appartement.

Kies 1 van de 3 zinnen om te vertalen. Gebruik blz 6 van je projectboekje.
1 Ik ben met mijn vader en mijn broer geweest.
2 Ik ben met mijn moeder geweest. We hebben mijn tante bezocht.
3 Ik ben met mijn grote broer, mijn tweelingzus en mijn beste vriend geweest.

1 Ik ben met mijn vader en mijn broer geweest.

2 Ik ben met mijn moeder geweest. We hebben mijn tante bezocht.

3 Ik ben met mijn grote broer, mijn tweelingzus en mijn beste vriend geweest

1 J'ai été avec mon père et mon frère.

2 J'ai été avec ma mère. On a visité ma tante.

3 J'ai été avec mon grand frère, ma soeur jumelle et mon meilleur ami.

Zelfstandig werken:

- Schrijf jou eigen presentatietekst verder in je schrift of op je laptop.

- BLZ 3 Projectboekje = opdracht

- BLZ 5 t/m 8 = Franse woorden