wk 39: les 4

Vrijdag 25  september - V1a
Vandaag
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik werkwoordspelling: voltooid deelwoord
  • Vragen over het huiswerk? --> Opdracht 4 bespreken
  • Werkwoordsvormen herkennen: pv, inf, vdw
  • Aan de slag!


timer
10:00
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vrijdag 25  september - V1a
Vandaag
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik werkwoordspelling: voltooid deelwoord
  • Vragen over het huiswerk? --> Opdracht 4 bespreken
  • Werkwoordsvormen herkennen: pv, inf, vdw
  • Aan de slag!


timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les werkwoordspelling heb je...
...de regels voor de persoonsvorm verleden tijd herhaald.
...geleerd hoe je het voltooid deelwoord kunt herkennen.
...geleerd hoe je het voltooid deelwoord moet schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je...
...de regels voor het voltooid deelwoord herhalen.
...leren om de persoonsvorm, het infinitief en het voltooid deelwoord te herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik: de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
ik-vorm (+ t)
infinitief (wij-vorm)

"lopen" als trucje invullen.

Ik loop - hij loopt
Ik word - hij wordt
Ik beantwoord - hij beantwoordt


Slide 4 - Tekstslide

Terugblik: de persoonsvorm in de verleden tijd
ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)

Gisteren rustte ik uit van een voetbaltraining. (ik-vorm + te)
Gisteren beantwoordde ik mijn mail. (ik-vorm + de)




Slide 5 - Tekstslide

Hoe kun je een voltooid
deelwoord herkennen?

Slide 6 - Woordweb

Het voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).

Het gebeurt vandaag.   (gebeurt = persoonsvorm)
Het is vandaag gebeurd. (gebeurd = voltooid deelwoord)

Ik beantwoord de mail.    (beantwoord = persoonsvorm)
Ik heb de mail beantwoord.   (beantwoord = voltooid deelwoord)

Ik vertel een verhaal.   (vertel = persoonsvorm)
Ik heb een verhaal verteld.    (verteld = voltooid deelwoord)

Slide 7 - Tekstslide

Hoe kun je erachter komen
hoe je een voltooid deelwoord (van een zwak werkwoord) moet schrijven?

Slide 8 - Woordweb

Het voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).

Hoe weet je of het voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
  1. Maak het woord langer in de verleden tijd
  2. Gebruikt 'T eX KoFSCHiP

De plannen zijn gewijzig...   1. Gisteren wijzigde ik de plannen   2. stam = wijziG  ---> gewijzigD       
Zijn nummer is geblok...       1. Gisteren blokte ik zijn nummer     2. stam - blokK    ----> geblokT

Slide 9 - Tekstslide

3 werkwoordsvormen
  • Persoonsvorm (tt of vt)
  • Infinitief (hele werkwoord)
  • Voltooid deelwoord

Slide 10 - Tekstslide

3 werkwoordsvormen
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. Als er maar één werkwoord in de zin zit, is dat altijd de persoonsvorm.

Heb jij je huiswerk af?
Heb jij je huiswerk gemaakt?
Ik geef hem een cadeau.
Ik heb hem een cadeau gegeven.



Slide 11 - Tekstslide

3 werkwoordsvormen
Infinitief (inf) - hele werkwoord. Komt nooit alleen, er staat altijd een persoonsvorm bij.

! Pv gaat boven inf !

Wij lopen naar school.              lopen = pv
Wij gaan naar school lopen.  lopen = inf, gaan = pv

Slide 12 - Tekstslide

3 werkwoordsvormen
Voltooid deelwoord (vdw) - Komt nooit alleen, staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).

Hoe weet je of het voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
  •     Maak het woord langer in de vertelden tijd
  •     Gebruikt 'T eX KoFSCHiP

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Ga naar LessonUp en log in
  • Ga naar wk 39: les 4
  • Maak slide 15 t/m 36

Slide 14 - Tekstslide

Tom (ontleden) vandaag die vijf moeilijke zinnen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 15 - Quizvraag

Tom (ontleden) vandaag die vijf moeilijke zinnen.

Slide 16 - Open vraag

Er (kleven, vt) nogal wat nadelen aan Huibs plan.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 17 - Quizvraag

Er (kleven, vt) nogal wat nadelen aan Huibs plan.

Slide 18 - Open vraag

Is je broer al naar zijn studentenkamer in Amsterdam (verhuizen)?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 19 - Quizvraag

Is je broer al naar zijn studentenkamer in Amsterdam (verhuizen)?

Slide 20 - Open vraag

De leerlingen mochten aan het einde van de les hun spullen (inpakken).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 21 - Quizvraag

De leerlingen mochten aan het einde van de les hun spullen (inpakken).

Slide 22 - Open vraag

De pizza was helemaal (verbranden).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 23 - Quizvraag

De pizza was helemaal (verbranden).

Slide 24 - Open vraag

(worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 25 - Quizvraag

(worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?

Slide 26 - Open vraag

De bank (worden) eindelijk vervangen door een hippe hoekbank.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 27 - Quizvraag

De bank (worden) eindelijk vervangen door een hippe hoekbank.

Slide 28 - Open vraag

De slagers (braden) gisteren het vlees tijdens de buurtbarbecue.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 29 - Quizvraag

De slagers (braden) gisteren het vlees tijdens de buurtbarbecue.

Slide 30 - Open vraag

Het hele weekend heb ik naar de muziek van Billie Eilish (luisteren).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 31 - Quizvraag

Het hele weekend heb ik naar de muziek van Billie Eilish (luisteren).

Slide 32 - Open vraag

Wanneer ga jij (leren) voor de toets Nederlands?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer ga jij (leren) voor de toets Nederlands?

Slide 34 - Open vraag

Wat voor soort fouten maak jij nog bij werkwoordspelling? Geef een voorbeeld!

Slide 35 - Open vraag

Aan de slag!
  • Ga naar Blok 3, 3.3 Spelling, A. Weet je het nog?
  • Maak vraag 2, 3, 4, 5
  • Klaar?  Verder lezen in je boek

Slide 36 - Tekstslide

Einde van deze les

Slide 37 - Tekstslide